Homepagina > Het Spoor > Gedicht - Lectuur - Schilderij > Gestuwd door de tijd (I)

Gestuwd door de tijd (I)

Karel Vanooteghem.

maandag 26 januari 2015, door rixke

 De locomotief verschijnt op het toneel

Het heeft nochtans weinig gescheeld of de stoomlocomotief was, zoals tal van eigenaardige uitvindingen, in een museum voor curiositeiten beland.

Wat al tegenstand, onbegrip, kleingeestigheid, verdachtmakingen, vooringenomenheid en zelfs onwetendheid, heeft de spoorweg niet moeten overwinnen en uit de weg ruimen vooraleer hij uiteindelijk zijn volle opgang kon aanvatten!

De eerste stoomlocomotieven hadden nochtans zeer eerbiedwaardige voorouders, die hun nageslacht heel wat troeven konden meegeven.

Hun stamboom begint heel ver in het verleden, bij de oudste beschavingen, die reeds droomden van een voertuig op wielen dat “helemaal alleen” zou rijden.

In dat oerbeeld van de locomotief en de automobiel waren reeds hun twee essentiële bestanddelen voorhanden: het wiel en de zelfstandige drijfkracht.

Het wiel, dat zo innig verbonden is met de evolutie en de vooruitgang van de mensheid, dat het gewicht der dingen heeft afgeschaft en alle aardse afstanden heeft helpen overwinnen, heeft zijn oorsprong heel waarschijnlijk te danken aan een gelukkig toeval. De levensomstandigheden der volkeren hebben ongetwijfeld een grote invloed gehad op het ontstaan van het wiel, doch geen enkele streek in het bijzonder kan het vaderschap ervan voor zich opeisen. Het wiel, die magische schijf, heeft geen enige vader, maar wel een groot aantal “uitvinders”, die tot alle rassen der aarde behoren.

We moeten hier, evenwel, onmiddellijk doen opmerken dat niet zozeer de uitvinding van het wiel, dan wel de aanwending ervan als bewegend element, een geniale vondst was. Het echte wiel werd, inderdaad, maar uitgevonden op de dag dat de een of andere van onze piekerende voorouders al knutselend twee schijven liet wentelen rondom een soort as die onderaan een koffer, een kist of een bak was vastgemaakt. De wagen verschijnt, trouwens, heel vroeg in de geschiedenis van de technische evolutie, maar de mensheid zou nog tientallen eeuwen moeten wachten vóór een bruikbare drijfkracht een zelfstandig vervoermiddel zou mogelijk maken.

Enkele schrandere geesten hadden, in de loop der tijden wel bemerkt dat, wanneer het water kookt, de ontsnappende stoom het deksel op de pot doet dansen, en zij veronderstelden terecht dat er in die stoom een sterke kracht verscholen was. Maar wie zou haar temmen?

Wij moeten wachten tot omstreeks 1690 alvorens Denis Papin de kracht van de stoom enigszins in arbeid kan omzetten. Hij construeert een toestel waarin zich luchtdicht een zuiger beweegt waaronder water aan het koken wordt gebracht. Zijn uitvinding gelijkt op de cilinder der hedendaagse stoommachine, en ofschoon er weinig praktisch nut wordt uitgehaald, zal zij toch het bewijs leveren dat de bouw van een stoommachine binnen de menselijke mogelijkheden ligt.

De kracht is gekend en getemd; nu moet alleen nog een drijf-toestel worden uitgedacht.

Maar in die tijd verliep de technische evolutie nog uiterst traag en James Watt zou eerst in 1769 het beginsel van het stoomproces uitdenken.

Dit stoomproces is niets anders dan een manier om warmte in arbeid om te zetten. De aan het water toegedeelde warmte doet stoom ontstaan onder een hogere temperatuur en druk dan de normale. Het uitzetten en afkoelen van deze stoom in een aangepast toestel, maakt het mogelijk de verdoken kracht om te zetten in arbeid.

Indien wij, bijvoorbeeld, in een cilinder een zuiger aanbrengen en de stoom om beurten op elke zijde van die zuiger laten inwerken, dan zal deze zich heen en weer bewegen. Een stang, die op een der zijden van die zuiger wordt vastgemaakt, zal dezelfde beweging volgen. Eens zover, hoeft men nog slechts bij de werktuigkunde te rade te gaan om die beweging in drijfkracht om te zetten. Heel gemakkelijk dus, maar men moest eraan denken.

James Watt paste het stoomproces toe op een “atmosferische machine” van Newcomen, een met stoom werkende pompmachine van zodanige grootte, dat zij kon dienen voor het ontwateren van mijnen.

“Uit dit eenvoudige werktuig, zo schrijft Prof. Dr. Ir. F. Westen, dorp, heeft Watt de dubbelwerkende zuigerstoommachine ontwikkeld, die een roterende as met constante snelheid in beweging kan houden. Deze machine, die in 1788 gereed is gekomen, was voorzien van een regulateur en vliegwiel; eenmaal op gang gebracht kon de machine aan zichzelf worden overgelaten, daar zij de grootte van de at te geven drijfkracht automatisch aan de belastingsveranderingen aanpaste.

De machine kon gebruikt worden voor het aandrijven van de werktuigen in textielfabrieken en machinefabrieken, en kon overal worden opgesteld waar water beschikbaar was en kolen konden worden aangevoerd. Zij bracht voor het eerst de vrije beschikking over grote hoeveelheden “onbezielde energie”. Een natuurkracht was dienstbaar gemaakt aan de mens.

De komst van de stoommachine heeft destijds een scheiding gelegd tussen het verleden en de komende duizenden jaren, waarin machinale hulpkrachten beschikbaar zullen blijven voor het grote, opbouwende werk, dat naar nieuwe, onbekende levensvormen blijft voeren.”

Reeds in de XVIIIe eeuw, verschijnen op de wegen tal van stoomvoertuigen. Zij zijn tamelijk ruw afgewerkt, zien er onbeholpen uit, hebben een beperkte kracht en bereiken slechts een geringe snelheid. Wij kunnen ze best als de voorouders van de automobiel beschouwen. Hun rijk is, evenwel, van korte duur: de toekomst van de stoomtractie ligt niet op de weg.

Richard Trevithick.

In de mijnen van Merthyr-Tydvil, het centrum van de ijzeren staalindustrie van Zuid-Wales, wordt ondertussen een nieuw experiment gewaagd. Trevithick en Vivian plaatsen daar, in 1804, ijzeren rails waarover zij de kolenwagentjes laten voortslepen door een nieuwsoortig stoomtuig. Deze machine bezit een horizontale cilinder met een zuiger waarvan de beweging op de wielen wordt overgedragen door een drijfstang en twee kernraderen. De wielbanden zijn gegroefd om het uitglijden en doorslaan op de gepolijste spoorstaven tegen te werken.

(Wordt voortgezet.)


Bron: Het Spoor, februari 1965