Homepagina > Het Spoor > Gedicht - Lectuur - Schilderij > Het gebeurde in de sneltrein 215

Het gebeurde in de sneltrein 215

Een verhaal van Mario Casacci, geïllustreerd door Guy Bosquet.

maandag 5 mei 2014, door rixke

Gedurende enkele ogenblikken hoorde men slechts het nijgen van de drie mannen die uitgeput waren door het lange lopen. Eindelijk kon de jonge man met een angstvolle stem vragen:

“Wie zijn jullie?

— Beweeg niet”, antwoordde Lisandrone terwijl Mike de plaats een weinig verlichtte met zijn aansteker.

Er waren in de loods slechts een waggelende tafel, een strozak en een hoop brandhout. De journalist had zijn inspectie bijna volbracht, toen hij, in een hoek, een petroleumlampje ontdekte. Hij stak het aan en de atmosfeer van de loods leek onmiddellijk minder drukkend. De gevangene zuchtte terwijl hij zijn aanranders onthutst aankeek. “Wie zijn jullie?”, herhaalde hij.

Mike haalde zijn revolver te voorschijn en beval Lisandrone de jonge man te lossen. “Pas op, hij is geladen, preciseerde hij terwijl hij het wapen toonde. En sta nu recht... Hoe heet gij?

— Giovanni Biondi, stamelde hij. Maar jullie...

— Dinsdagavond zat je in de sneltrein Napels-Rome, hé? vervolgde Mike.

— Ja, maar...

— Zwijn!”

Alexander was opgesprongen en had hem een onstuimige vuistslag toegebracht in de maag.

“Hou op!”, schreeuwde Mike.

Met verbeten woede, bleek als de dood, staarde Alexander naar de man die, hij was er zeker van, zijn beste vriend vermoord had. Ten koste van een bovenmenselijke inspanning, onderwierp hij zich toch aan het bevel van Mike.

“Maar... ik... ik heb de koffer niet gepakt”, wedervoer flauwtjes de man die de handen krampachtig op zijn pijnlijke maagstreek hield.

De twee vrienden bekeken elkaar een ogenblik met verbijstering, terwijl de gevangene vervolgde:

“Het is de Zuidamerikaan die de koffer gepakt heeft, ik zweer het jullie. Op dat ogenblik deed ik slechts...

— Jij waart bezig met iets anders te doen, slingerde Alexander hem in het gelaat met een stem die beefde van woede. Jij hebt hem gedood... Jij! Schurk!”

Een uitdrukking van diepe verwondering lag in de blik van de jonge man die in de war leek door deze brutale beschuldiging.

“Wat? Maar neen! Ik heb hem niet gedood! Ik ben geen moordenaar! Ik dacht dat jullie... ik dacht dat de Zuidamerikaan jullie gezonden had!...

— Welke Zuidamerikaan? “

Mike, onthutst door dit verrassende antwoord, had deze vraag onwillekeurig gesteld.

“Hij die met mij in de coupé was...

— Genoeg Mike! onderbrak Alexander woedend. En jij, hou je mond! Jij waart in de trein, ik heb je gezien! Jij zijt een moordenaar! Mike, blijf hier, ik ga naar Berilli telefoneren...”

En, zonder het antwoord af te wachten, stormde Lisandrone de loods uit en liep hij naar de weg.


Bron: Het Spoor, maart 1961