Homepagina > Het Spoor > Gedicht - Lectuur - Schilderij > Ode aan de spoorweg (I)

Ode aan de spoorweg (I)

(Vrij bewerkt naar “Chants et Chantres du Rail”, een werk van Roger Gillard.)

maandag 26 mei 2014, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

  Sommaire  

 Hoofdstuk II

Er is licht genoeg voor allen die willen zien, ondanks de duisternis en de schaduw.
 
Reginald G. Lagrange.

Het past hier misschien even te verwijlen bij het woordje “spoor” dat zijn naam schonk aan een onderneming die de hele wereld veroverde.

Historisch gezien, kan men wel zeggen dat de leek vergroeid is met de benaming “Spoorwegen” die in het onderbewustzijn van de volkse mens veeleer als “ijzerenweg” zal gegrift blijven. Taalkundig gezien is dit laatste woordje natuurlijk een gallicisme van het zuiverste karaat. Zou het evenwel zozeer verwondering baren dat de mensen van de taalgemeenschap der Lage Landen, deels onder invloed van de Franse benaming, maar evenzeer onder invloed van het beeld dat de essentie van deze onderneming in hen opriep, gegrepen hebben naar dit barbarisme? Zou men het hun kwalijk kunnen nemen dat zij, die gewoon waren zich over hobbelige kasseien en modderige aardewegen te verplaatsen, plotseling gefascineerd werden door die ijzeren staven?

Misschien is het ook wel van belang hier op te merken dat taalkundig verantwoorde termen meestal het produkt zijn van een etymologische evolutie die zich in de loop der tijden steeds voordoet.

Technisch gesproken, zijn de spoorwegen een Engelse uitvinding. Om de benaming van hun uitvinding hebben de Engelsen zich, evenwel, bitter weinig zorgen gemaakt. Met het flegma dat hun sedert eeuwen eigen is, hebben zij gewoon een vorm uit het oud Frans nl. “reille”, omgezet in “rail”, zodat wij thans, zonder de minste achterdocht, hun beroemde uitvinding “railways” noemen! De stamvader van deze benaming is zelf gegroeid uit een schilderachtig geslacht van woorden zoals “riceule”, “rieulet”, “rhil” en uiteindelijk “reille”, die op hun beurt min of meer afstammen van het Latijnse “regula”. Ongetwijfeld bestaat er tussen deze woordjes en de Nederlandse term “richel” niet alleen een zekere stamverwantschap, maar hebben zij ook een zekere identieke gevoelswaarde. Zou het dan overmoedig klinken te beweren dat “richel”, wat in het zuidnederlands “spoorstaaf” betekent, bijgedragen heeft tot het ontstaan van deze beroemde benaming vermits de eerste spoorweg op het vasteland ingehuldigd werd tussen Brussel en Mechelen? En spreken onze gewone mensen ook niet van “ontriggelen”, wanneer zij “ontsporen” bedoelen?

De sporen bestonden reeds lang vóór dat er locomotieven waren. Zo werden in de mijnen in Groot-Brittannië bij het begin van de XVIIe eeuw reeds wagentjes over houten sporen vervoerd. Hun gebruik verspreidde zich vervolgens in Frankrijk, in Duitsland, in Nederland, daarna een beetje overal in de wereld. In zijn “Leergang over proefondervindelijke Natuurkunde”, gepubliceerd te Londen in 1738, geeft Désaguliers interessante beschrijvingen. Jars spreekt erover in zijn “Metallurgische reizen”. Basil Hall, Faujas de Saint-Fond en de teksten van talrijke reizigers van dat tijdstip maken er eveneens melding van.

De houten sporen werden toen bedekt met gietijzeren platen. Deze vernieuwing inzake vervoer per spoor werd, in 1738, te Whitehaven in Groot-Brittannië toegepast. Dit procédé werd echter al in de Oudheid, eerst in Griekenland, daarna in Italië en in Sicilië aangewend. Men gebruikte het voor de wagenrennen en voor het stedelijke vervoer. In Rome vormden deze wagensporen, op een zeker ogenblik, een echt ijzeren net. Laten wij hier, terloops, ook vermelden dat in Frankrijk de spoorwegen aanvankelijk “wegen met wagensporen” genoemd werden.

“Beschaven is vervoeren”, beweerde Rudyard Kipling. De oude volkeren hadden deze gevleugelde uitspraak al in daden omgezet. Zij hebben de stromen, de meren, de zeeën benut, en zij hebben ze getemd. Tussen 2000 en 1800 vóór onze tijdrekening heeft Egypte, dank zij een uitzonderlijke uitrusting te water de verbinding verwezenlijkt tussen de Nijl en de Rode Zee. Wat nu het beruchte Suezkanaal betreft, waarvan het graven begonnen werd onder Nechao en voortgezet onder Darius, dit kanaal werd onder de regering van Ptolemaeus Philadelphos beëindigd lang voordat men over Albion sprak, en het bestond al duizend jaar vóór het, bij gebrek aan zorgen, zou verzanden. Het huidige kanaal dat, in 1869, door de Lesseps geopend werd, kreeg eveneens een spoorweglijn die onlangs geëlektrificeerd werd.

Maar de stromen, “die wegen welke voortsnellen”, zoals Pascal zal zeggen, lagen vol gevaren en valstrikken, en, in het algemeen, schonken de oudere volkeren hun voorkeur aan de vaste wegen. Feitelijk waren deze wegen slechts paden die zich soms over geweldige afstanden uitstrekten en waarlangs lange karavanen reden. Met hun ontzaglijke verplaatsingen van mensen, dieren en materialen, vormden deze reizende groepen de eerste “treinen”.

Men zou eindeloos kunnen uitweiden over deze verbazingwekkende verwezenlijkingen, deze reusachtige stempel die de Oudheid in het zand drukte en waarvan de eeuwen het betoverende aandenken voor ons bewaarden... Laten wij de weg vermelden die Istanboel met Bagdad verbond over Konya en Mossoel, een reisweg die grotendeels door de Taurus-Expres gevolgd wordt. Laten wij eveneens de weg vermelden die, vanuit Tunis, door de onmetelijke woestijn, Tomboektoe vervoegde: het was zonder twijfel de eerste die de Sahara doorkruiste. Met dit tracé uit de Oudheid voor ogen, opperde de Fransman Duponchel de gedachte van een Niger-Middellandse Zee verbinding per spoor.

Maar men zal tot in 1941 moeten wachten, alvorens werkelijk tot de bouw van dit herculische werk zou beslist worden.

Het voortbestaan van het menselijk genie! Dit was de droom van de Farao, het plan van de Carthager, en de mens van de XXe eeuw — de mens van het spoor — heeft het verwezenlijkt... In Afrika dat vandaag siddert onder de passies, dat evenzeer belust is op vooruitgang als op rechtvaardigheid, zet het spoor zijn glorierijk werk verder boven de politieke deiningen en de rassenstrijd. Reeds hebben de eerste lijnen, van wat morgen waarschijnlijk een van de prachtigste spoorwegnetten van alle continenten zal zijn, een vaste vorm aangenomen.

En de dag is niet ver meer, waarop het Heilige, het Ontoegankelijke Tomboektoe, die stad waar de jonge meisjes hun geliefden met een ster op het voorhoofd tekenen, haar spoorwegstation zal hebben!

In Europa, waar de Historische tijden nauwelijks tot vóór Jezus-Christus opklimmen, werden de eerste wegen door de Romeinen gebouwd. Van dat ogenblik af ontwikkelde het wegennet zich snel over gans het vasteland.

De techniek van de weg zal nochtans lange tijd allereenvoudigst blijven. Het eerste verdrag over de wegenbouw zal niet vóór het einde van de XVIIe eeuw gepubliceerd worden. Op dat ogenblik zullen wij, in Frankrijk, onder de regering van Colbert een gespecialiseerde administratie van verbindingswegen zien opdagen: de “Bruggen en Wegen” waren geboren.

Denis Papin ontdekte voor het eerst de elastische kracht van de stoom.

Ondertussen groeide een jongen op, wiens geboorte te Blois, in 1647, de aandacht van geen enkele machtige van deze aarde had getrokken. Hij heette Denis Papin. Weldra ontpopte hij zich tot een uitstekend natuurkundige. Hij ontdekte voor het eerst de elastische kracht van de stoom. Welnu, dit moest voorwaar, gebeuren opdat het woord van de profeet Jeremias in vervulling zou gaan:

Ik zie een stoomketel die kookt,
en hij komt uit de noorderkant? [3]

Met de “stoomketel van Papin” wordt een prachtig hoofdstuk aan de indrukwekkende geschiedenis van de Wetenschap toegevoegd. Een nieuwe kracht werd ontdekt die de mensen zullen vertienvoudigen, jazelfs verhondervoudigen.

Het tijdperk van de stoom begint, de mens verbeidt de nieuwe machines. En is dit alles eveneens niet gebeurd opdat het woord van de profeet Zacharias in vervulling zou gaan:

De moedige strijdrossen kwamen buiten en vroegen te mogen vertrekken om de aarde te doorkruisen. De engel zei hun: “Gaat, doorkruist de aarde!” En zij doorkruisten de aarde [4].

De zwarte bronzen strijdrossen zijn vertrokken. Van dan af zal de weg op een gevaarlijke rivaal botsen, een meedogenloze concurrent. De ontmoeting van de twee kolossen was nochtans zeer sympathiek. Hoeveel diensten heeft het spoor, inderdaad, niet bewezen aan de weg! Het is het spoor dat hem middelen bezorgd heeft om het materieel te verzenden waarmee zijn bestrating en zijn verharding konden verbeterd worden. Het heeft hem geleerd de techniek van de bruggen en de viaducten te volmaken, tunnels te graven.

Later, zoals Cavaillès opmerkt, zal het spoor hem tonen hoe hij verhoogde bochten moet aanleggen en hoe hij de nieuwe signalisatiemethoden kan gebruiken.

(Wordt voortgezet.)


Bron: Het Spoor, augustus 1961


[3“Boek van Jeremias”, I, 13.

[4“Boek van Zacharias”, VI, 7.