Homepagina > Het Spoor > Over ... en ... > Over berg en spoor > In de Vlaamse Ardennen

In de Vlaamse Ardennen

R. G.

zondag 31 juli 2022, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Grillig als zij is, vergast de natuur ons soms op het meest onverwachte schouwspel. Zo kijkt de wandelaar met verbazing op naar een warreling van heuveltjes en bergen die opduiken in het midden van de vlakte, tussen Dender en Schelde, daar waar, naar alle waarschijnlijkheid, het vroegere Kolenwoud uitstierf. Deze stuiptrekkingen van het Tertiair tijdperk vormden onze Vlaamse Ardennen. Drie steden, Oudenaarde, Geraardsbergen en Ronse die wegens hun ligging aan de grenzen van de streek de zustersteden genoemd worden, dingen naar de kroon van dit kleine „niemandsland”.

De Hootondsberg.

Nu weten wij wel dat Oudenaarde, tweede Oostvlaamse kunststad, graag dweept met zijn beroemd stadhuis, dat Geraardsbergen zich beroept op zijn „muur” , waaraan de ronde van Frankrijk ongetwijfeld nog meer wielerglans heeft geschonken, toch zal onze voorkeur gaan naar Ronse omdat het, wegens zijn bevoorrechte geografische ligging, ontegensprekelijk de mooiste parel van dit hoekje is.

Een klein, klammig ochtendtreintje wacht u op in het station Oudenaarde. Wie beter dan de kleine trein zou u naar dit heuvelachtige land kunnen voeren? Honderden keren heeft hij die weg afgelegd, door sneeuw en wind, onder de stikkende zon en de gutsende regen. Omdat hij hun vriend geworden is, kent hij de naam van elke berg, het geheim van elk beekje. Nonchalant stoomt hij voorbij de ontelbare bochten terwijl hij, vrolijk en blij, zijn karige rijtuigen wiegelen laat op het golvende ritme van zijn kronkelende weg. In zijn rokend zog verdwijnt het bekoorlijke Etikove, de tunnel van Louise-Marie, waar Goering, in 1942, een schuilplaats zocht, tot eindelijk Ronse opdaagt als een brede waaier van rode daken waarin af en toe leien pannen hun grauwe tint schakeren. Dat is de Koningin van de Vlaamse Ardennen.

Niettegenstaande Ronse een zeer oude vestigingsplaats is vóór dat de Romeinen er een kasteel bezaten, zou er een belangrijke Keltisch-Germaanse nederzetting geweest zijn – bleven er slechts weinig sporen uit het verleden bewaard. Indien de Sint-Martenstoren en de Hunnebedden uit het Joly-Bos alleen maar de enthousiaste bewonderaars van bouw- en oudheidkunde aanlokken, dan hebben heel wat toeristen een voorliefde voor de kapel van Lorette, gelegen aan de voet van de Muziekberg. Dit heuveltje is een van de schilderachtigste uit de streek, een ware verzamelplaats voor vele wandelaars. De Romeinen, die op zijn hellingen een van de eerste Belgische wijngaarden hadden aangelegd, noemden het „Berg van de Muzen”. De top van de heuvel vormt een brede hoogvlakte met, in het midden, de lieftallige „Geuzentoren”. Van hieruit heeft men een prachtig vergezicht op de omliggende weiden en bossen.

Het grootste bouwkundige bezit van Ronse is ontegensprekelijk de Sint-Hermeskerk, vooral beroemd om haar krocht – een ware onderaardse kathedraal –, een zuiver meester werk van de Romaanse kunst, en om haar oude, verweerde toren die elke zaterdagavond, van half mei tot einde september, zijn opgewekte beiaardspel van vierenveertig klokken over Ronse’s daken uitgalmt. In deze kerk wordt ook het reliekschrijn bewaard van de heilige Hennes, de Romeinse stedehouder die zich omstreeks 130 tot het Christendom bekeerde. Zijn overblijfselen, die eerst in Salzburg belandden en daarna naar Aken verhuisden, zouden, in 860, na heel wat wederwaardigheden, uiteindelijk met veel luister overgebracht geweest zijn naar Ronse waar die andere Paulus van toen af als patroonheilige wordt beschouwd. Het was, overigens, een zware nalatenschap, want sedertdien kregen de Ronsenaars de spotnaam van „Zotten”. Hermes zou, inderdaad, op zekere dag de duivel bezworen hebben, waardoor hij tot patroonheilige der armen van geest uitgeroepen werd: het bijgeloof wou immers dat de zotheid aan de hekserij van de duivels te wijten was. Sommigen zullen daartegen aanvoeren dat deze heilige zijn goede stede Ronse moest beschermen. Helaas! beweert de volksmond, hij geneest de zotten uit de omgeving maar laat die van Ronse aan hun „grillen” over.

Dit belet de goede stad Ronse evenwel niet haar patroon te vereren en te verheerlijken. De „Fiertel” is hiervan het minzame bewijs. Deze voorouderlijke gewoonte, die waarschijnlijk dateert van de XIIIe eeuw, wil dat elk jaar, op Drievuldigheidsdag, de vermaarde relikwieën in triomf door velden en bossen worden rondgedragen. De Ronsenaars voelen zich trouwens helemaal niet beledigd door hun bijnaam. Integendeel, de „Zotte Maandag”, de eerste maandag na Driekoningen, bezienswaardig carnavalesk feest, ter gelegenheid waarvan meer dan een „smulpaap” zich verleiden laat door de bunsis, caricolen, bonmokis, wietingen, sneitsis en andere vermaarde plaatselijke specialiteiten, overtuigt ons zelfs dat zij er enigszins prat op gaan!

Maar ook in het land der „Zotten” duren de volksfeesten en de zotternijen niet eeuwig. Want Ronse is, op de eerste plaats, een rustig en dromerig hoekje, waar de natuur haar weldoende landelijke eenvoud bewaard heeft; het is een stemmig en vredig toevluchtsoord. Kent gij de parels uit de streek van Ronse: de Kruissens, de Hemelberg, de Hootondsberg, Broecke, Klein Frankrijk? En de beroemde 141 m hoge Kluisberg, wiens flanken met zeshonderd hectare bos begroeid zijn? Volgens de kroniekschrijvers ontleent deze heuvel zijn naam aan een oude kluis welke daar onder de eerste Merovingers zou gebouwd geweest zijn. De legende verhaalt dat er, omstreeks 460, een klein kind van prinselijke bloede in het bos leefde en dat dit kind later als Childerik I zou regeren.

Eens het vrolijke treintje verlaten, brengt een autobus u naar de Kluisberg. De smalle weg kronkelt door de vallei van de Rhosne, een schichtig bijriviertje van de Schelde. Wat een heerlijke zwerftocht! Reeds beginnen de populieren te botten en in de weiden, waar paardebloemen en madeliefjes ontluiken, grazen de koeien het teergroene lentegras. April lacht ons toe met zijn frisse jeugd.

De Kluisberg is een rijk wandeloord. Men kan hem bereiken langs Amougies, Orroir, Escanaffles en Ruien. De kortste en wellicht ook de schilderachtigste wandeling vertrekt uit Amougies. Even buiten het dorp loopt een geplaveid pad zachtjes naar de top van de helling. Halfweg stapt men over een aardeweg die weldra binnendringt in een heerlijk bos. Wind en lucht worden krachtiger en feller naarmate men stijgt. Eenmaal op de top, die, door een indrukwekkende witte toren beheerst wordt, ontrolt zich aan het verbaasde oog het prachtige panorama van een uitgestrekt deel der Vlaamse en Henegouwse landerijen. De afdaling kan langs Orroir gebeuren waar een autobus wacht die ons naar Ronse zal terugvoeren.

Het zou zeker een vergissing zijn Ronse te verlaten zonder de 150 m hoge Hootond te hebben beklommen die zich aan de rand van de stad verheft. Na de Kemmelberg (151 m) is hij het hoogste punt van Vlaanderen. Op zijn top werd een park aangelegd van waaruit het oog tot aan de Franse grenzen reikt. In dit uitgestrekte panorama kan men, zo wordt er beweerd, bij klaar weder 108 klokketorens tellen.

En indien er u enkele uren overblijven, en indien de tocht door het heuvellandschap u niet te zeer vermoeid heeft, ga dan ook eens naar die andere rustige plekjes kijken die men Kwaremont en Opbrakel noemt... Zo zult gij de Vlaamse Ardennen ontdekt hebben en zal deze vakantiedag u als een mooie herinnering bijblijven.


Bron: Het Spoor, april 1962