Homepagina > Het Spoor > Gedicht - Lectuur - Schilderij > Het gebeurde in de sneltrein 215

Het gebeurde in de sneltrein 215

Een verhaal van Mario Casacci, geïllustreerd door Guy Bosquet.

maandag 5 mei 2014, door rixke

“Spreek mij over de Zuidamerikaan, beval Mike aan de gevangene.

— Ik ken hem niet. Maar hij is het die de wachter geslagen heeft... Het ben ik niet, ik zweer het je...

— Waarom ben je dan gevlucht toen de trein stopte?

— Ik wist niet dat de wachter dood was, maar ik heb getracht de koffer en de bontmantel van het meisje te stelen...

— De vrouw in het rood waarvan de dagbladen spreken?

— Ja, die is het. Zij is ook gevlucht...”

Mike begon te begrijpen dat de “Zaak van de Sneltrein 215” ingewikkelder was dan al wat hij had kunnen veronderstellen.

“Jij bent, ten slotte, maar een dief!

— Dat is mijn beroep, antwoordde de gevangene, na een korte aarzeling. Maar ik draag nooit wapens en ik zou nooit een mens doden!”, voegde hij er met nadruk aan toe.

— Maar waarom ben je dan gevlucht toen je bemerkte dat je achtervolgd werd?

— Ik dacht dat het de Zuidamerikaan was... Hij heeft me reeds geschaduwd... Ik ben de enige getuige van zijn misdaad... Begrijp je?

— Hoe zag die man er uit die jij de “Zuidamerikaan” noemt?

— Een man met een donkere huidskleur, van rond de veertig, met een snor, slecht gekleed... ik wil zeggen niet keurig. Ik geloof dat hij Zuidamerikaan is omdat hij sprak zoals de Colombianen die ik gekend heb...

— En het meisje?

— Zij was mooi, zeer jong, ten hoogste twintig jaar... Zij had lange zwarte haren, die zij in een wrong droeg, en heldere ogen... eerder groen. Zij is met de Zuidamerikaan vertrokken terwijl ik langs de velden gevlucht ben...”

De dief aarzelde. De jonge man besloot eindelijk een vraag te stellen die hem sedert een ogenblik op de lippen brandde.

“Zeg eens... je vriend... met wie is hij gaan telefoneren?

— Met de politie, natuurlijk.

— Neen! Ik wil niet in het bagno terechtkomen!... Luister, ik kan je vertellen waar de Zuidamerikaan zich schuilhoudt... maar beloof mij dat je mij zult laten ontsnappen.

— Vertel maar op... ik zal daarna beslissen.

— Ik ben zeker dat hij en het meisje zich verbergen in de villa “Tre Palme”, aan de kust, ten zuiden van Nettuno.

— Hoe weet jij dat? Indien...”

Hij zweeg. Een lange fluittoon verscheurde de landelijke stilte.

“Laat mij vertrekken!”, smeekte de gevangene.

“Blijf kalm. Het is de politie niet...”

Mike plantte de loop van zijn revolver tussen de ribben van de gevangene en duwde hem, na de petroleumlamp gedoofd te hebben, naar het kleine venster dat zich in de zijwand van de loods bevond. “Open het, beval Mike, met een doffe stem, en zorg ervoor geen lawaai te maken...”

Maar de dief maakte veel lawaai! Hij draaide het handvat om, trok het heftig achterwaarts en... de vleugel sloeg tegen Mikes hoofd. Gebruik makend van de bedwelming van de journalist, stormde de man hierop naar buiten en zette het op een lopen langs de velden.

Amper een tiental meter verder stortte hij ten gronde, getroffen door een revolverkogel.

Mike had zich moeizaam recht getrokken terwijl hij buiten de vuurschoten hoorde losbarsten. In de duisternis zocht hij angstig naar zijn revolver die hem tijdens zijn val ontglipt was. Iemand naderde de loods. Eindelijk kon hij de hand leggen op zijn wapen. Hij greep het vast op het ogenblik dat twee schaduwen in de deuropening van de loods verschenen, en vuurde driemaal op goed geluk af. Terwijl de laatste echo van de ontploffingen nog naklonk, begon een claxon zonder onderbreking te toeteren aan de overkant van de straat.

Wat Mike gevreesd had, gebeurde niet. De twee onbekenden die de loods binnengedrongen waren, namen overhaast de vlucht. In de verte hoorde men het hese geloei van de sirenen van de politie. Na het telefoontje van Alexander, was commissaris Berilli onmiddellijk met zijn mannen vertrokken.


Bron: Het Spoor, maart 1961