Homepagina > Het Spoor > Buitenland > Locomotieven uit alle windstreken > S.N.C.F. CC 21000 en 6500.

S.N.C.F. CC 21000 en 6500.

Phil Dambly.

maandag 12 september 2011, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

De CC 21000, een locomotief voor twee stelsels met éénfasegelijkstroom, deed haar eerste proefrit op 28 mei 1969. Tot nog toe werden er twee exemplaren van dat type besteld, alsmede 51 locomotieven CC’s 6500 voor één stelsel met gelijkstroom die op de lijnen van de Sud-Est en Sud-Ouest ingezet zullen worden. Tweeëntwintig van deze locomotieven (6539 tot 6560) zijn bestemd voor het depot Chambéry; ze zullen de zware reizigers- en goederentreinen trekken op het baanvak Chambéry - Modane, dat buiten de stations geen bovenleidingen bezit. Ze zijn uitgerust met vier ophaalbare sleepstukken voor stroomafname op een derde rail [1]. Waarschijnlijk zullen er later nog 8 andere besteld worden.

Bij het zien van die locomotieven wordt men dadelijk getroffen door de gedurfde versiering, een ontwerp van Paul Arzens, die beslist publicitaire allures bezit. Ze harmonieert zo wel met treinstellen met roestvrije stalen rijtuigen, als met de nieuwe, zeer comfortabele treinstellen die gebruikt worden voor verschillende grote exprestreinen zoals bijv. de „Capitole”. De schikking van de kleuren (metaalgrijs, wijnrood, oranje) die dezelfde is voor de CC’s 21001, 21002, 6501 en 6502, wordt vanaf het nr 6503 lichtjes gewijzigd. De versiering van de typen 6500 van de lijn Chambéry - Modane doet enigszins strenger aan wegens de groen-blauwe en witte kleuren die ze gemeen heeft met de andere recente elektrische krachtvoertuigen van de S.N.C.F.

De CC’s 21000 en 6500 werden in gemeen overleg ontworpen door de bouwers Alsthom en de Société MTE (waarin de „Société des Forges et Ateliers du Creusot” en Jeumont-Schneider gegroepeerd zijn) die samenwerken onder het toezicht van de „Division d’Etudes de Traction électrique de la S.N.C.F.” (DETE). Alsthom zorgde voor de kasten, de tractiemotoren en een deel van de elektrische apparatuur; MTE vervaardigde de draaistellen, de transmissies, de transformatoren en een ander deel van de elektrische uitrusting.

De CC 21001 op de proefspoorbaan van Alsthom, te Belfort.

De kast van beide typen is afgeleid van die van de diesel-elektrische locomotieven CC 72000 (zie „Het Spoor” nr 158). Op de typen 21000 zijn de aluminium zijwanden vastgehecht aan het frame en aan het raamwerk van de kast, zulks om het geheel lichter te maken. Op de typen 6500, waar men op dat gebied minder beslommeringen kende wegens het wegvallen van de hoofdtransformator en van de gelijkrichters, zijn de stalen zijwanden aan het frame van het raamwerk gelast. In die zijwanden zijn luchtopeningen aangebracht voor de afkoeling van de motoren, de apparatuur, enz.; de filters van die openingen zitten achter een stel jaloezieën met horizontale bladen. In de lagere gedeelten van de zijwanden zijn er bovendien nog luchtopeningen waarlangs de warme lucht van de motoren afgevoerd wordt. Chanardventilators, die op het dak gemonteerd zijn, leveren de nodige lucht voor de ventilatie van de snelheidsvertragers. Een bijzonderheid, eigen aan de type 6500 van Chambéry, is het gebruik van regelbare blinden met verticale draaitappen voor de verluchtingsjaloezieën. In het centraal gedeelte van de kast van de typen 21000 bevindt zich een nis waarin de hoofdtronsformator en het compressoraggregaat ondergebracht zijn. De hoofdluchtreservoirs van de pneumatische rem zijn opgehangen onder de kast, in dwarsrichting bij de typen 21000, in langsrichting bij de typen 6500. De bestuurderscabines zijn voorzien van een beschermend vak dat overdekt is door de sierkap van polyester. De voorste ramen zijn uitgerust met veiligheidsruiten van 23 mm dikte, waarvan de speciale schuine stand de verblindingseffecten vermindert. Om te kunnen rijden met éënfasestroom, zijn de typen 21000 voorzien van gemengde gelijkrichters met dioden en thyristors. Bij gelijkstroom gebruikt men de klassieke weerstand en de schakelcombinaties. De elektrische weerstandsremming wordt gebruikt bij beide voedingswijzen. Tot de hulptoestellen behoort o.m. een inrichting om het doorslaan te voorkomen. De SFAC-draaistellen zijn eenmotorig. Elke motor, volledig opgehangen en zelfventilerend, wordt gevoed met gelijkstroom en is verbonden met een vertragingsdrijfwerk met twee overbrengingsverhoudingen voor kleine en grote snelheden. De overbrenging op de as gebeurt met behulp van een cardanas. De primaire ophanging is samengesteld uit helicoïdale veren en veerhangers met rubberscharnieren. De kast rust op 8 rubberen blokken die de secundaire ophanging vormen.

De CC 6501 aan kop van de nieuwe “Mistral”.

Het „Office national des Chemins de fer du Maroc” (ONCF) heeft een eerste reeks van 3 eenheden besteld, afgeleid van de typen 6500 en aangepast aan het stelsel van 3000 V-gelijkstroom.

VOORNAAMSTE KENMERKEN (eigen aan beide typen).

  • Symbool CC;
  • spoorbreedte: 1,435 m;
  • continuvermogen: 5 950 kW (8 0000pk);
  • max. snelh.: 100/200 km/u.;
  • tot. lengte: 20,190 m.
CC 21001

CC 21000.

  • Spanning: 1 500 V-gelijkstroom 25 000 V éénfasestroom 50 Hz;
  • dienstgewicht: 120 t;
  • belasting per as: 20 t;
  • middellijn wielen: 1,120 m;
  • breedte kast: 2,973 m;
  • breedte buiten jaloezieën: 3,023 m;
  • hoogte dak: 3,690 m;
  • hoogte neergel. stroomafn.: 4,252 m (gelijkstroom) en 4,300 m (éénfasestroom);
  • hoogte lichtkap: 4,298 m.
CC 6503

CC 6500.

  • Spanning: 1 500 V-gelijkstroom;
  • dienstgewicht: 114 t;
  • belasting per as: 19 t;
  • middellijn wielen: 1,140 m;
  • breedte kast: 2,952 m [2];
  • breedte buiten jaloezieën: 3,002 m;
  • hoogte dak: 3,702 m;
  • hoogte neergel. stroomafn.: 4,264 m;
  • hoogte lichtkap: 4,310 m.
CC 6539

Bron: Het Spoor, december 1970


[1De derde rail dankt haar bestaan vooral aan de belangrijke besparing die ze destijds mogelijk maakte in de talrijke tunnels van de lijn, waar wegens de beperkte vrije ruimte geen bovenleidingen konden worden geplaatst. De sleepstukken worden al bijna 50 jaar gebruikt op deze vroegere PLM-lijn, de zogenoemde Mauriennelijn. De stroomafname door middel van een derde rail gaat met heel wat moeilijkheden gepaard. Bovendien kan het onderhoud van de sporen enkel gebeuren wanneer de stroom onderbroken wordt, wat zeer hinderlijk is op een lijn met druk verkeer. De snelheid is beperkt tot 100 km/u. en het verkeer tussen Frankrijk en Italië groeit zo snel aan dat men overweegt de derde rail door een versterkte bovenleiding te vervangen. Hierdoor zou het onderhoud van de lijn nauwgezetter kunnen geschieden. Op deze lijn zijn enkele hellingen van 32 per duizend !

[2Dit verschil van 21 mm ten opzichte van het andere type is te wijten aan het vasthechtingsprocédé van de wanden aan het frame.