Homepagina > Het Spoor > Gedicht - Lectuur - Schilderij > Spoorlandschappen (VI)

Spoorlandschappen (VI)

Vrij bewerkt naar “Paysages ferroviaires” van J. Delmelle.

maandag 3 november 2014, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

De wijzigingen aan het stadsbeeld, veroorzaakt door de Noord-Zuidverbinding, vragen hier speciaal onze aandacht. Deze verbinding heeft inderdaad een ware omwenteling teweeggebracht in de wijken van de twee stations die ze verenigt. Evenals het Zuidstation, werd ook het Noordstation achterwaarts verplaatst. De oude gebouwen, opgericht in 1844, werden vervangen door een nieuw bouwwerk met een toren. Zo eindigde een tijdperk, schreef men, dat begonnen was in april 1839, toen de regering zeven en een halve hectare weidegrond aankocht en er een plein en een eindstation van maakte. Daar waar vroeger de sporen, de perrons en de grote hal van het eerste Noordstation gelegen waren, heeft men op de vrijgekomen grond een building opgetrokken van 29 verdiepingen en van meer dan honderd meter hoogte. Van daar boven kan men een indrukwekkend panorama bewonderen, waarvan een groot gedeelte geanimeerd wordt door de snel voorbijrijdende of traag voortkruipende treinen op de gecompliceerde sporenbundels van de Verbinding en van het Noordstation. Doorlopend rijden treinen in en uit de lange onderaardse galerij, die zich uitstrekt van de Kruidtuin tot aan de Kapellekerk.

De building van het Rogierplein, die zich als een uitkijkpost vóór het nieuwe Noordstation verheft, is als het ware het symbool van de wonderbare gedaanteverwisseling die zich heeft voltrokken en die nog voortduurt, omdat de urbanisatie van een stadswijk vroeg of laat ook de omringende stadsgedeelten aantast. Die building, kenmerkend beeld van onze moderne tijd die streeft naar een toekomst die in de ruimte ligt, bedekt met haar wentelende schaduw de viaduct die de Brabant- en Plantenstraat overbrugt en waarvan de constructie terzelfdertijd het tracé van de stadswegen heeft gewijzigd en de heraanpassing van de hele omgeving heeft genoodzaakt. Van de oude, in 1826 aangelegde Kruidtuin, die vlakbij ligt, werd aan de ene kant een stuk afgenomen, maar aan de andere kant een stuk bijgevoegd. Hij blijft een plantentuin en behoudt zijn oude benaming, maar niet zijn functie, want de Noord-Zuidverbinding heeft besloten, wat de studie, de acclimatisatie en het experimenteren betreft, de tuin naar het domein van Boechout, te Meise, over te plaatsen. De Verbinding maakte het daarenboven noodzakelijk de Kruidtuinlaan aan te passen en die laan aan te leggen welke oorspronkelijk Belgiëlaan werd genoemd, maar spoedig gesplitst en herdoopt werd in Pachecolaan, Berlaimontlaan en Keizerinlaan. Talrijke gebouwen, te beginnen met de Sint-Janskazerne, een voormalig hospitaal, werden afgebroken. In feite was de verdwijning van dit oud en indrukwekkend gebouw niet het gevolg van de Noord-Zuidverbinding, maar voor één keer waren de stedebouwkundigen, de geneesheren en anderen het volkomen eens dat dit gevaarte niet langer mocht blijven bestaan. Het was te bouwvallig geworden, zag er te afstotelijk uit en was al even slecht geschikt voor hospitaal als voor kazerne. Om de Sint-Lazaruslaan, die de Kruidtuin verdeelt in twee ongelijke delen van verschillende stijl, te verbinden met de Pachecolaan, heeft men een tunnel voor voertuigen gegraven die onder de Kruidtuinlaan passeert. De Pachecolaan, die boven de opgehoogde tunnel van de Noord-Zuidverbinding loopt, is met haar breedte van 29 m een der ruimste verkeersaders van Brussel. Intussen rijst het gebouw van de Congreshalte sober en vermetel boven een ondergrondse stopplaats met twee verhoogde perrons, waar vier van de zes sporen van de tunnel van de Noord-Zuidverbinding langs lopen. Verder, ter hoogte van de Berlaimontlaan, liggen de nieuwe gebouwen van de Nationale Bank, ontworpen door de architect Van Goethem, waarvan de eindeloze voorgevel verborgen is achter een rij pilaren.

De Omgeving van de St-Goedelekerk werd volledig ondersteboven gegooid. Trechtervormige tuinen werden vóór het oude heiligdom aangelegd. Hogerop werd, zoals in een der eerste ontwerpen van de Noord-Zuidverbinding was bepaald, in 1914 de Koloniënstraat doorgetrokken in het verlengde van de Parkgang, die in 1896 was aangelegd. Van de lager gelegen verkeerswegen werden stukken afgenomen, zoals o.a. van de oude Bergstraat die vroeger het vertrekpunt was van nagenoeg alle postwagens naar de provincie. Langs de Keizerinlaan verrijst het gebouw van de Sabena, de “Air-Terminus”. De plannen ervan werden ontworpen door de architect Brunfaut. Die in de stad gelegen terminus van de luchtvaart werd voor de reizigers opengesteld in 1954 en beantwoordt aan eisen die innig verbonden zijn met die welke aan het Centraalstation werden gesteld. Men schreef daarover: Het originele aspect van het bouwwerk, het eigenaardige gezicht van de op palen gebouwde omliggende straten, zijn rechtstreekse aansluiting met de tunnel van de Noord-Zuidverbinding en zijn neer gevarieerd programma, hebben aan die schitterende realisatie een zelden bereikte belangrijkheid gegeven. Dank zij de samenwerking van de verschillende verkeersmiddelen, zal de reiziger minder kostbare tijd verliezen tussen twee treinen of tussen het vliegtuig en de trein. Met de realisatie van de Noord-Zuidverbinding heeft België een belangrijke bijdrage geleverd op het gebied van het verkeerswezen. Door de “Air-Terminus” in rechtstreeks contact met het Centraalstation te situeren, heeft ook de Sabena tot die coördinatie van het vervoer bijgedragen.

Als de spil van een hele wijk die de Noord-Zuidverbinding heeft doen ontstaan, bezet het Centraalstation een driehoek gevormd door de Keizerinlaan, de Putterij en de Kantersteen. Zijn bouw stelde vele moeilijke problemen, waarvan een der voornaamste deze was van zijn verbinding met het buiten de bocht gelegen tracé van de tunnel. Het werd bestudeerd door baron Victor Horta — een der voornaamste pioniers van de moderne architectuur — en door Brunfaut. Zijn voorgevels zijn in steen van Gobertingen, Reffroy en Blacouve, met grondmuren en bedekkingen in hardsteen van Ecaussinnes en elders. Dagelijks stappen ongeveer 100.000 reizigers in en uit de 734 treinen die het station aandoen.

De voorgevel van het Centraalstation die uitziet op de Keizerinlaan is versierd met een haut-reliëf dat herinnert aan de gesloopte wijk van de Putterij. Hoe is alles veranderd in de omgeving! De wijk van de Putterij is verdwenen. Die van de Houtmarkt bestaat nog slechts gedeeltelijk, daar ze op haar beurt werd aangetast door het urbanisme dat op de plaats waar het Urselhotel stond een gedurfd torengebouw liet optrekken. Voor de voetgangers werden ondergrondse doorgangen gegraven. Ook de Isabella-Terrarkenwijk veranderde volledig. Nieuwe gebouwen werden er opgericht, waartussen de overdekte Ravensteingalerij loopt met een rotonde en een fontein ontworpen door de keramiekkunstenaar Olivier Strebelle. Die galerij werd gerealiseerd door een maatschappij die zich bijzonder interesseert voor het vervoer per spoor; ze dankt haar druk verkeer hoofdzakelijk aan de spoorweg, want ze wordt vooral gebruikt door de reizigers die in het Centraalstation aankomen en vertrekken. Vlak bij ontplooit de Albertina haar gebouwen rond een vierzijdige tuin die uitziet op het Albertinaplein. Van die plaats overschouwt men ook een gehele stadssector, die grondig werd gewijzigd door de werken aan de Noord-Zuidverbinding. Herinnert men zich nog hoe dit stadsgedeelte er vroeger uitzag? In de onmiddellijke nabijheid bevond zich het lokaal van de Grote Harmonie, dat in 1936 werd onteigend. De Magdalenakerk stond nog niet afgezonderd zoals nu. Die afzondering en de restauratie werden bewerkt door het Nationaal Bureau voor de Voltooiing van de Noord-Zuidverbinding, dat men te dikwijls beschuldigd heeft belangwekkende gebouwen zonder uitzondering te veroordelen.

Alles is veranderd. Geheel de oostelijke flank van de Zennevallei heeft een verjongingskuur ondergaan. De Goudstraat werd weggevaagd, maar ze was taai, want het heeft twintig jaar geduurd, van 1936 tot 1956, alvorens ze volledig verdwenen was. Met haar heengaan kwam de zogenaamde Anneessenstoren vrij, een treffend overblijfsel uit de XIIe eeuw. Men bouwde een viaduct over het Gerechtsplein om het wegverkeer te leiden naar de wijk van de Kapellekerk en het Zuidstation. Nevens de Kapellekerk werd een spoorweghalte ingesteld, waarvan het gebouw gelegen is onder de spoorlijn en twee perrons van 200 meter lengte schraagt.

Alles is veranderd. Dank zij enkele bruggen kan het spoor de Huidevettersstraat, de Rogier Van der Weydenstraat, de Nieuwlandstraat en de Fonteinstraat oversteken. Een metalen viaduct overspant de Zuidlaan en brengt de treinen, via het vierzijdige Grondwetsplein, over de brug van de Argonnestraat, naar het nieuwe Zuidstation. Al die kunstwerken en de verplaatsing van het station hebben het oorspronkelijk tracé van de straten belangrijk gewijzigd, o.a. dit van de Brigittinenstraat, de Ursulinenstraat, de Argonnestraat, de Frankrijkstraat, de Fonsnylaan, de Grondwetplaats en de Jamarlaan. Oude wijken armzalige huizen hebben de plaats moeten ruimen voor moderne gebouwen, waaronder het postkantoor waar de stukken mechanisch getrieerd worden en dat zich vooraan de Fonsnylaan bevindt. Van de Aarschotstraat tot aan het begin van de Koninglaan, van Schaarbeek tot Sint-Gillis, heeft de Noord-Zuidverbinding alles gewijzigd en hervormd.

Is die grote esthetische operatie verricht door de Noord-Zuidverbinding, geëindigd? Ongetwijfeld wel, maar de stad schijnt daar geen genoegen mee te nemen en ondergaat nog steeds nieuwe schoonheidsbehandelingen. Nabij de Congreshalte, die versierd is met een haut-reliëf van de Gentse beeldhouwer Cantré, tekent de administratieve wijk dag aan dag nauwkeuriger haar indrukwekkende lijnensilhouet. Men zal die wijk bereiken langs een tunnel voor voetgangers die onder de Pachecolaan wordt gegraven. Die tunnel zal uitkomen aan de Congreshalte, die dan werkelijk tot leven zal komen om de rol te vervullen die haar werd toegewezen.

Dank zij het spoor werd het uiterlijk van het stadsgebied, dat de Noord-Zuidverbinding over de gehele lengte van het tracé omsluit, moderner, mooier en luchtiger gemaakt. Op de oostelijke flank van de vallei werd het gehele stadsgezicht gewijzigd en dit is ongetwijfeld een van de merkwaardigste realisaties waarop de oude en toch altijd jonge spoorweg terecht trots mag zijn.

(Wordt voortgezet.)


Bron:Het Spoor, januari 1964