Homepagina > Het Spoor > Industrie > De steengroeven en de spoorwegen (I)

De steengroeven en de spoorwegen (I)

C. Lokker.

dinsdag 12 mei 2009, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

TWEE ECONOMISCHE PARTNERS DIE ELKAAR MOETEN STEUNEN

 De punten van overeenkomst

Om van meet af aan het onderwerp van ons praatje te beperken, vestigen wij er de aandacht op dat in onze «spoorwegtaal» de uitdrukking «steengroefprodukten» het geheel van de geëxploiteerde gesteenten (stenen, zand, klei...) omvat, met uitzondering van de vloeibare en vaste brandstoffen (petroleum en bijprodukten, steenkool, bruinkool, cokes...) en van de ertsen. In die betekenis beantwoorden de steengroefprodukten aan de produktie van een belangrijke industriële sector die met de activiteit van onze Maatschappij zeer belangwekkende banden van onderlinge afhankelijkheid onderhoudt.

De steengroeven zijn op de eerste plaats een cliënteel die onze aandacht verdient.
Betrekkelijke belangrijkheid in % van het vervoer van steengroefprodukten in het totaal vervoer (jaar 1961)

Betrekkelijke belangrijkheid in % van het vervoer van steengroefprodukten in het totaal vervoer (jaar 1961)
Grote vervoeren Tonnemaat Ton-kilometer Ontvangsten
Binnenland 15,5 17,2 14,9
Uitvoer 24,7 23,1 15,7
Invoer 2,1 1,3 2,6
Doorvoer 0,6 0,7 0,8
Totaal 11,1 8,2 8,9

In absolute waarde geeft dit vervoer, wat de tonnemaat en de ontvangsten betreft, cijfers die respectievelijk zeven miljoen en een half miljard benaderen. Onze Maatschappij is, op haar beurt, een belangrijke klant: zo gebruikten wij de laatste vijf jaren gemiddeld 362.000 t/jaar steenslag en zand. Laten we maar zeggen dat de economische gezondheid van een der partners rechtstreeks die van de andere aanbelangt.

De inspanningen van de steengroeven op het gebied van de concentratie en de rationalisatie, kunnen worden gesteund door een aangepaste politiek van de Maatschappij, die, inzake tarieven en materieel, bij machte is de massale vervoerstromen te bevorderen en de markten te verruimen, te meer daar de Belgische produkten in ’t algemeen van uitstekende kwaliteit zijn.

Wij zullen dan ook nagaan wat er moet gedaan worden om het vertrouwen van die belangwekkende cliënteel waardig te zijn, hoe wij de mogelijkheid zien om een reeds zeer nauwe samenwerking nog te doen toenemen en waarom de komende jaren dank zij het dynamisme van beide partners, bijzonder vrucht dragend zullen zijn.

Alvorens evenwel de zuiver praktische hoofdstukken aan te vatten, zullen wij, uit eerbied voor een partner die zo oud is als de wereld zelf, even grasduinen in het domein van de aardkunde en van het leven der gesteenten. Dit zal niet alleen onze weetgierigheid prikkelen maar ons tevens sommige meer alledaagse aspecten van dit vraagstuk beter laten begrijpen.

 De oorsprong en het leven der gesteenten

Wij mogen thans, in grote trekken, aannemen dat de planeten van ons zonnestelsel, waaronder de Aarde, ontstaan zijn uit een soort condensatie van een wolk van stofdeeltjes en gassen, die rond de zon wentelde. Zodra een planeet een bepaalde massa bereikte, splitsten zich de radioactieve elementen waaruit zij samengesteld was, met vrijmaking van warmte en vloeibaarwording van de stoffen.

Voor de Aarde begon deze vloeibaarwording vóór vier tot vijf miljard jaren. De lichte stoffen, waaruit uiteindelijk de buitenste oppervlakte ontstond (de primitieve formatie), werden in de loop der tijden ’t ondersteboven gekeerd.

Thans is het landschap dat ons omringt hoofdzakelijk samengesteld uit sedimentgesteenten, die voortspruiten uit de vernieling van de gesteenten der primitieve formatie, en deels ook uit gesteenten van magmatische oorsprong die de aardkorst doorboord hebben. Zo komt het dat nu zowel de bergen als de vlakten samengesteld zijn uit sedimentgesteenten, met als enig onderscheid dat zij in het eerste geval geplooid liggen.

Hoewel meestal onmerkbaar, blijven de gesteenten voortleven, d.w.z. dat zij verder uiteenvallen of zich samenvoegen om nieuwe gesteenten te vormen onder invloed van talrijke verschijnselen, zoals de verwering, de inwendige bewegingen der Aarde en zelfs het leven van planten en dieren dat zich op haar oppervlakte heeft ontwikkeld.

De kristalgesteenten (bazalt, porfier, graniet), ontstaan door stolling van magma, verweren en worden omgezet in klei en zand. De klei verandert op haar beurt in leisteen en glimmerklei, het zand in zandsteen. Die gesteenten kunnen opnieuw rul worden onder invloed van de verwering ofwel ten gevolge van de metamorfose hun oorspronkelijke kristalvorm hernemen. Het leven van planten en dieren heeft, van zijn kant, een hergroepering teweeggebracht van het carboon en van de kalksteen, elementen die wij in alle toestanden aantreffen, van de poedervorm tot de meest harde samenstellingen (marmer, anthraciet).

België bezit belangrijke en afwisselende geologische rijkdommen. Als gevolg van de wisseling der zeeën en van de plooiingen is het aanschijn van ons land in de loop der tijden veranderd. Daar de exploiteerbare rijkdommen in de oudste gesteenten opgesloten liggen, vinden wij ze in hoge mate terug in de plooiingen en de voetstukken van de oude berglanden en vooral in de geul Hene-Samber-Maas. De jongste lagen die Vlaanderen en de kustvlakte omvatten hebben ons daarentegen maar weinig te bieden. Al de in België geëxploiteerde gesteenten zijn sedimentgesteenten (zand, kalksteen, klei, leisteen), behalve het porfier dat vóór 400 miljoen jaren uit een oppersing van magma is ontstaan.

Dit is trouwens het enige dat wij aan die oppersing te danken hebben gezien zij ons geen enkele metaalader schonk die werkelijk de moeite loont.

 Lokalisatie, exploitatie en afzetgebieden van de voornaamste gesteenten die in België ontgonnen worden

A. Kiezelachtige en kiezelzuurachtige stollingsgesteenten

1. Porfier

Porfier is een magmatisch gesteente; het ontstaat uit de kristallisatie, in de bovenste aardlagen, van gloeiend vloeibare mineralen geladen met gassen en waterdamp.

Het dagzoomt ten zuiden van het oude Brabantse massief en wordt ontgonnen in Quenast, Lessen en Bierk. Talrijke proefboringen hebben uitgewezen dat het ook in de ondergrond wordt aangetroffen in het zuiden van Vlaanderen. Alles zou er dus op wijzen dat wij thans de toppen ontginnen van een massa die zich onder een belangrijk gedeelte van de ondergrond uitstrekt en waarvan het voetstuk in de onderste grondlagen der aarde verdwijnt. De kleur van dit gesteente is groen-, blauw-, soms violetachtig. Zijn dichtheid bedraagt 2,72 en zijn druksterkte overtreft 2.800 kg/cm².

Wij hebben hier dus te doen met een gesteente van zeer hoge kwaliteit waarvan de reserves vrijwel onuitputtelijk blijken ; wij mogen ons hierover ten zeerste verheugen gezien wij met de ontginners van de porfiergroeven uitstekende betrekkingen onderhouden.

De steengroeven, die op intensieve en rationele wijze worden geëxploiteerd, beschikken over een ver doorgedreven mechanisering.

De exploitatie geschiedt als volgt:

  • De bovenste aardlagen, die door de vroegere zeeën werden afgezet, worden weggeruimd. Zij leveren leisteen alsmede klei van uitstekende hoedanigheid die per spoor naar een belangrijke cementfabriek te Obourg wordt vervoerd;
  • Het blootgelegde gesteente wordt in grote concentrische terrassen verdeeld. Zodra een winningsverdieping een bepaalde oppervlakte bereikt, wordt er een tweede aangelegd en zo verder. Aldus lijkt het geheel van de steengroeve wel een reusachtig amfitheater met geweldige afmetingen. De voornaamste ontginningsplaats te Quenast heeft inderdaad een oppervlakte van 50 Ha en bereikt een diepte van 120 m;
  • De verschillende winningsverdiepingen zijn verbonden door hellende vlakken waardoor de steenklompen op rationele wijze naar de breekmachines, de opslagplaatsen en de laadvlakken kunnen worden afgevoerd;
  • De spooraansluitingen zijn derwijze ingericht dat het versneld laden zowel bij vertrek uit de opslagplaatsen van de verschillende soorten produkten als tijdens de loop der produktie kan geschieden.

Destijds produceerde men hoofdzakelijk straatkeien die thans nog in België en in Noord-Frankrijk aan sommige wielerwedstrijden kleur schenken.

Porfiergroeven te Lessen

Sedertdien vormt het steenslag, op verre na, het voornaamste afzetprodukt. Het wordt gebruikt voor de bedding en het dek der wegen, voor het betonneren van kunstwerken, voor het vervaardigen van beton met een hoog weerstandsvermogen en als ballast voor de spoorweg.

Het vervaardigen van breukstenen bleef lange tijd op de achtergrond. Dit veranderde evenwel toen de werken te IJmuiden een massale aanvoer van deze stenen vergden : om deze werken te bevoorraden vervoert de N.M.B.S. dagelijks een volledige trein porfierbreukstenen naar Nederland.

De statistieken, die wij hieronder publiceren, leren ons dat de activiteit van onze porfiersteengroeven bestendig blijft en zelfs een duidelijke neiging tot verdere uitbreiding vertoont.

(IN TON)
Breuk-stenen Steen-slag Straat-keien en mozaïeken Totaal Index
1953 114.000 [1] 2.707.000 41.000 2.862.000 100
1954 4.000 2.938.000 41.000 2.983.000 104,2
1955 3.000 3.152.000 37.000 3.192.000 111,5
1956 5.000 4.040.000 21.000 4.066.000 142,1 [2]
1957 3.000 4.061.000 21.000 4.085.000 142,7 [3]
1958 3.000 3.516.000 13.000 3.532.000 123,4
1959 9.000 3.562.000 10.000 3.581.000 125,1
1960 16.000 3.125.000 9.000 3.150.000 110,1
1961 141.000 3,215.000 5.000 3.361.000 117,4

2. Kwartsiet

Kwartsiet is een gesteente waarin het cement (silliciumoxyde) zich door metamorfose rond de primitieve kwartskorrels opnieuw gekristalliseerd heeft. Het bevat geen kalksteen. Het gesteente heeft een blauwachtige, soms violetachtige kleur en, in de mate waarin de metamorfose volledig heeft ingewerkt, heeft deze bouwstof een druksterkte van meer dan 2.500 kg/cm².

Kwartsiet wordt overvloedig aangetroffen in de oude grondlagen der Hoge Ardennen en der primitieve massieven. Men vindt het ook in secondaire en zelfs tertiaire formaties tussen de zandlagen in.

Behoudens weinig talrijke uitzonderingen, zijn de steengroeven meestal van middelbare grootte, zelfs van plaatselijk economisch belang en dikwijls ver afgelegen van de grote afzetgebieden. De belangrijke steengroeven beperken zich tot enkele plaatsen waar de kwartsietlagen 12 tot 100 m dik zijn, d.w.z. voorwaarden die een moderne exploitatie en een renderende kostprijs mogelijk maken.

Te Dongelberg, langs de oostflank van het oude Brabantse Cambriummassief, produceert een steengroeve, die over geen aansluitspoor beschikt, een gesteente dat als het hardste in België bekend staat.

Het spoorwegverkeer wordt vooral bevorderd door de steengroeven van:

  • de streek van Yvoir (psammieten - groen kwartsiet);
  • Dorinne-Durnal, Purnode, Spontin, bediend door het station Ciney;
  • Tailfer en Dave, bediend door het station Lustin ;
  • de streek van de Ourthe en de Amblève, waar de voornaamste steengroeven gelegen zijn en die bediend worden door de stations Rivage, Poulseur, Comblain-au-Pont en Aywaille.

Kwartsiet kan gebruikt worden voor het vervaardigen van straatkeien, doch deze activiteit heeft veel van haar belangrijkheid verloren. De essentiële bedrijvigheid behelst thans het produceren van ruwe breukstenen en steenslag die gebruikt worden voor het vervaardigen van beton en als ballast voor de spoorweg.

De verspreiding van de winplaatsen is een vrij grote hinderpaal voor de voordelige exploitatie van kwartsiet, onder meer, ten opzichte van de porfiersteengroeven die, met vier winplaatsen, een produktie bereiken die driemaal groter is dan de hunne.

Hieronder geven wij de statistiek der produkties:

(IN TON)
Ruwe breuk-stenen Steen-slag Straat-keien en mozaïeken Verscheidene Totaal Index
1953 104.004 1.032.Ü00 16.572 47.460 1.200.036 100
1954 94.596 876.000 17.232 50.100 1.037.928 86,5
1955 107.796 900.000 19.152 55.512 1.082.460 90,2
1956 223.572 1.008.000 12.588 65.220 1.309.380 109,1
1957 277.428 1.020.000 10.632 77.220 1.383.280 115,4
1958 253.248 780.000 15.792 75.048 1.124.088 93,7
1959 219.972 982.000 22.992 72.502 1.297.466 108,1
1960 235.236 888.000 17.782 77.940 1.218.958 101,6
1961 290.906 846.267 10.651 81.614 1.229.438 102,5

Gezien de toenemende afzetmogelijkheden in Nederland, kan de produktie van breukstenen nog toenemen. Trouwens, tussen Poulseur en IJmuiden, onderhoudt de spoorweg een regelmatige verkeersstroom van volledige treinladingen.

B. Carbonaatgesteenten

De kalkgesteenten zijn zeer verspreid in Henegouwen, Haspengouw, Condroz en Luxemburg waar zij een bewijs zijn van het bestaan der zeeën die onze primaire plateaus omringden. Zij zijn hoofdzakelijk samengesteld uit calciumcarbonaat en bieden een zeer uiteenlopende reeks variëteiten die wij hierna, naargelang van hun hardheid, willekeurig in grote kategorieën rangschikken. Heel wat kalkgesteenten die oorspronkelijk brokkelig en poreus waren (zachte tufsteen), verhardden onder inwerking van het calciet, ontstaan door het neerslaan en het kristalliseren van het calciumcarbonaat dat in het zeewater werd opgelost.

Ons land bezit een prachtige reeks kalkgesteenten, gaande van krijt tot marmer. Die gesteenten zijn zodanig met elk verwant dat wij lange tijd zouden kunnen mijmeren over het droevige lot van prachtige marmergodinnen die, op de Griekse eilanden, hun levensdagen eindigden in de vorm van kalk voor het bouwen en het witten van armzalige mensenwoningen.

1. Krijt

Krijt is een sedimentgesteente dat ontstaan is uit het kalkachtige slib afgezet door ontelbare kleine overblijfselen van levende wezens die destijds de lagunen uit de streken van Bergen en Luik bevolkten. Het gehalte aan zuiver carbonaat kan 98,5 % bereiken.

De krijtgroeven worden op intensieve wijze geëxploiteerd en de belangrijkheid der lagen heeft de oprichting bevorderd van machtige fabrieken van artificieel Portland-cement die van ons land een der voornaamste cementproducenten ter wereld hebben gemaakt (Obourg, Thieu, Harmignies, Cronfestu, de streek van Visé). De krijtproduktie die ruim vier miljoen ton per jaar overschrijdt, wordt schier volledig opgeslorpt door de cementfabrieken, waarvan de krijtgroeven trouwens afhangen.

Sommige krijtsoorten kunnen voor andere doeleinden worden gebruikt : scheikundige industrie, aandikkingsmiddel (b.v. voor verven) en kleurstoffen, veevoeder...

Te Ciply, bij Bergen, wordt nog fosfaathoudend krijt ontgonnen.

De krijtgroeven bevoorraden rechtstreeks de cementfabrieken zodat zij slechts een gering vervoerpotentieel uitmaken. Niettemin vervoeren de spoorwegen bij vertrek uit de stations Harmignies, Frameries, Bassenge en Hyon-Ciply, aanzienlijke ladingen die zowel voor het binnenlands verbruik als voor de uitvoer bestemd zijn.

Laten wij nog het bestaan vermelden van het tufsteen:

  • van Maastricht, een korrelige en geelachtige kalksteen die gewonnen wordt ten noorden van de vallei van de Geer en ter plaatse gebruikt wordt in het bouwbedrijf en als vloeimiddel in de glas- en metaalfabrieken;
  • en van Lincent, gebruikt als lichte vuurvaste steen.

2. Geelachtige half-harde kalksteen

De belangrijke juralagen van Lotharingen zijn in België enkel vertegenwoordigd door een kleine steengroeve van plaatselijk belang die te Grandcourt gelegen is.

De juragrondlagen van de Gaume-streek bevatten zandachtige kalksteenafzettingen (Orval en Florenville) die het in stand houden van steengroeven van plaatselijk belang mogelijk maken.

3. Harde kalksteen

Dit kalksteen wordt aangetroffen in de lagen van het primair tijdperk en het gebeurt niet zelden dat een zelfde steengroeve, op verschillende diepten, zeer afwisselende gesteenten ontgint.

a) Zuivere kalksteen

Kalksteen mag als zuiver worden aangezien wanneer het gehalte aan calciumcarbonaat 95 % bereikt.

Het wordt meestal gebroken en dan gebruikt als vloeimiddel in de glasindustrie en in de ijzerindusfrie (vloeispaat) of fijngestampt ten behoeve van de suikerfabrieken en de chemische industrie. In dit laatste geval moet het gehalte aan CaCO3 (calciumcarbonaat) 98 % bedragen.

Dit gesteente, waarvan de voorraden reeds erg geslonken zijn, dagzoomt in de geul Samber-Maas en wordt ook gevonden te Gourdinne, Frasnes en Chimay.

De voornaamste laadplaatsen zijn de stations Biesmerée, Pâturages, Boussu-en-Fagne, Landelies, Gourdinne, Cour-s/Heure, Engis, Andenne-Seilles.

b) De kalkstenen

Er zijn ongeveer 1,7 tot 1,8 t kalkstenen nodig om 1 ton kalk te vervaardigen.

PRODUKTIE VAN KALKSTENEN EN VAN KALK
Kalkstenen t Index Kalk t Index
1953 1.966.000 100,0 1.500.000 100,0
1954 1.752.000 89,1 1.560.000 104,0
1955 1.776.000 90,3 1.812.000 120,8
1956 2.208.000 112,3 1.848.000 123,2
1957 2.244.000 114,1 1.908.000 127,2
1958 2.868.000 145,9 1.764.000 117,6
1959 3.384.000 172,1 1.776.000 118,4
1960 3.780.000 192,3 1.932.000 128,8
1961 4.857.000 247,0 1.923.000 128,2

Sommige klei- en kiezelhoudende kalkstenen werden vroeger tot cement verwerkt maar deze bedrijvigheid, welke destijds in het Doornikse bloeide, heeft thans de plaats geruimd voor het artificieel Portland-cement.

De kalkstenen worden in talrijke streken van het land ontgonnen, namelijk in de streek van Doornik/Antoing, de valleien van de Samber, de Maas, de Mehaigne, de Vesder...

Er wordt hoofdzakelijk vette kalk geproduceerd die bestemd is voor de ijzer- en chemische industrie. In het bouwbedrijf wordt vette en magere kalk gebruikt. De kalk, bestemd voor de landbouw vertegenwoordigt een vrij gering aandeel in verhouding tot het verbruik van de ijzerindustrie van de B.L.E.U.

De kalkovens vormen een zeer belangwekkende cliënteel voor de N.M.B.S. en bezitten trouwens een zeer uitgebreid park van particuliere wagens die meestal automatisch kunnen worden gelost.

De stations die de belangrijkste voortbrengers van kalk en kalkstenen bedienen zijn : Andenne-Seilles, Aisemont, Jemelle, Marchienne-Zone, Hermalle-s/Huy, Namen, Montignies-le-Tilleul, Moha, Ampsin, Namèche, St-Servais, Warnant-Ciney, Bouffioulx, Gerpinnes, Franière, Havinnes, Onoz-Spy, Vaulx, Antoing, Cour-s/Heure.

c) Kleingraniet

Laten wij vooraf de dingen zeggen zoals zij zijn: België bezit geen graniet. Dit gesteente is van magmatische oorsprong en het gesteente dat «kleingraniet» wordt genoemd en dat bij ons wordt ontgonnen is niets anders dan een sedimentair kalkgesteente. Het gesteente is ontstaan uit een ophoping van organogene overblijfselen (haarster) die door metamorfose opnieuw tot kalkspaat werden gekristalliseerd. Het is zwartachtig, polijstbaar en neemt dan een grijsblauwachtige kleur aan. Eertijds, toen het al gehouwen steen was wat de klok sloeg, kende het «kleingraniet» zijn beste tijd, en men kan, onder andere, te Bergen de schoonheid van het samengaan van dit gesteente met baksteen bewonderen.

De lagen van Henegouwen (Maffle, Zinnik, Ecaussinnes) zijn regelmatig en maken een gemakkelijke en massale ontginning mogelijk. De winning in Condroz verloopt niet zo eenvoudig.

De grote verzendingscentra liggen natuurlijk in Henegouwen; zij worden in hoofdzaak bediend door de stations Zinnik, Ecaussinnes-Carrières, Marche-lez-Ecaussinnes en Neufvilles; de streek Ourthe-Amblève wordt bediend door de stations Poulseur en Rivage.

Daar «kleingraniet» niet meer als versierende bouwsteen wordt gebruikt, moeten de steengroeven zich toeleggen op de produktie van steenslag, een lot dat dit mooi gesteente zeker niet heeft verdiend.

De hierna volgende statistiek illustreert de moeilijkheden van deze industrie:

ONTGONNEN KLEINGRANIET (in m³)
Index
1953 195.348 100,0
1954 147.228 75,4
1955 145.920 74,7
1956 130.872 67,0
1957 131.208 67,2
1958 108.972 55,8
1959 121.332 62,1
1960 171.528 87,8
1961 204.246 104,6
d) Marmer

Wij verwijlen even bij deze bescheiden klant van de spoorweg, want het gaat hier niet om een massale produktie, hoewel moet worden aangestipt dat sommige Belgische marmersoorten hoedanigheden bezitten die gewoonweg verbazend zijn.

Zwart marmer, een homogeen kalkgesteente met een zeer fijne korrel, wordt gewonnen in de steengroeven van Mazy en van Rhisnes.

Blauw marmer, dat in feite zwart maar met wit kalkspaat dooraderd is, wordt gevonden in Bioul en Fontaine-l’Evêque.

Rood marmer, afkomstig van de riffen van onze vroegere warme zeeën, wordt ontgonnen te Neuville, Philippeville. Andere marmersoorten worden nog gewonnen te La Buissière, Villers-Poterie, Biesme (St. Annamarmer) en Lustin (groengrijs Napoleon-marmer).

Laten wij, ten slotte, vermelden dat het gepolijste klein-graniet, voornamelijk dat van Condroz, een onecht donker marmer geeft.

e) Dolomiet

Met het dolomiet komen we aan de gesteenten die voor industriële doeleinden worden gebruikt. Het is ontstaan uit de verandering van het kalkgesteente. Hier heeft het magnesium gedeeltelijk het calcium vervangen om CaMg (CO3) te geven.

Gebakken bij een temperatuur van 1.800° wordt het gefrit dolomiet gebruikt voor de basische bekleding van de convertoren in de ijzerindustrie. Gebakken bij een temperatuur van 1.200° levert het magnesiekalk op die gebruikt wordt om de grond te verbeteren.

Dolomiet wordt ook gebruikt bij het vervaardigen van glas.

Blootgesteld aan de lucht, verandert het dolomiet vrij vlug in dolomietzand.

De ontginning van dit gesteente bezorgt ons belangrijke vervoeren, zowel naar de binnenlandse markt als naar het buitenland, bij vertrek uit de stations Marche-les-Dames, Sclaigneaux, Floreffe. De stations Merlemont, Villers-le-Gambon en Poulseur bedienen minder belangrijke winplaatsen.

De produktie van dolomiet stijgt voortdurend volgens de conjunctuur van de ijzerindustrie en van de glasfabrieken. In tien jaar steeg zij voor het onbewerkte en het poedervormige dolomiet respectievelijk van 207.000 t tot 450.000 t en van 226.000 t tot 307.000 t.

C. Zand en grint

a) Zand

Het zand vormt de belangrijke familie van verweerde en rulle sedimentgesteenten die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat zij hoofdzakelijk, soms uitsluitend, samengesteld zijn uit kwartskorrels afkomstig van de verwering van kwartshoudende magmatische gesteenten.

Zij kunnen bijkomstige mineralen bevatten van zeer uiteenlopende oorsprong (ijzer, kalksteen, glimmer, klei...). Zand wordt in overvloed aangetroffen in de rulle aardlagen van het kwartair, het tertiair en het secondair tijdperk in Laag- en Midden-België en in de Gaume-streek. In Hoog-België vormt de verandering van de zandsteen uit het primair tijdperk kleine zandgroeven van plaatselijke belang.

Hun respectief gebruik wordt zowel door de veranderingen die het zand onderging als door de afmetingen der korrels bepaald.

Min of meer grof zand vindt men in de graveelachtige afzettingen van het oostelijke plateau van de Kempen, in de baggerprodukten van de Maas, in Brabant (Mont-Saint-Guibert, Geldenaken, ’s Gravenbrakel...), in Henegouwen (Heppignies, Acoz...) en in de Gaume.

Dit zand wordt gebruikt in de constructie met dien verstande dat, voor het vervaardigen van beton en mortel, het gehalte aan klei niet hoger mag zijn dan 10 %. Gelijk waar ook in ons land kan het bouwbedrijf zeer dikwijls zand gebruiken herkomstig uit de plaatselijke groeven die zowat overal in België verspreid liggen. Dit is de reden waarom het zand, dat voor de bouw bestemd is, geen vervoerstromen schept die de spoorweg kunnen interesseren.

Het grove zand uit het Brusselse wordt zeer gezocht als schuurmiddel voor het matslijpen van glas en voor het zagen van gehouwen steen. Dit laatste afzetgebied staat op het punt te verdwijnen wegens het gebruik van zagen met diamantsnede die een hogere snijsnelheid hebben.

Zand dat veel kiezelaarde bevat wordt gebruikt bij de fabricatie van keramiek, vuurvaste produkten alsook in de glas- en chemische industrie.

Kiezelachtig zand wordt hoofdzakelijk in de deltaformaties aangetroffen.

Wit zand uit de streek van Genk, Zuid-Brabant en Aarlen heeft, als zand voor de glasindustrie, zijn belang verloren gezien deze industrie thans hoofdzakelijk door de groeven van Mol bevoorraad wordt. Met behulp van zuigmachines ontginnen deze laatste een zeer zuivere laag die zich onder de waterlaag bevindt. Een groot deel van de produktie wordt uitgevoerd.

Zand dat weinig klei bevat is, als vormzand, bijzonder nuttig in de ijzerindustrie. Men vindt het in de nabijheid van de industriebekkens, in Zuid-Brabant, in Condroz en in Haspengouw. Een gedeelte hiervan wordt verbruikt in het binnenland terwijl het overige een belangwekkend afzetgebied vindt in het buitenland.

De belangrijkste stations betrokken bij het verzenden van zand, zijn: Acoz (ertsindustrie, bouw, schuurmiddelen), As (bouw), Bommerée (ertsindustrie), ’s Gravenbrakel en Hennuyères (ertsindustrie, bouw), Dinant (vuurvaste produkten, bouw), Ecaussinnes-Noord (ertsindustrie, bouw), Fleurus (ertsindustrie), Gendron-Celles (vuurvaste produkten), Hastière (vuurvaste produkten), Havinne (vuurvaste produkten), Hoegaarden (ertsindustrie), Le Vieux Campinaire (ertsindustrie), Lincent (ertsindustrie), Lommel (bouw), Mol (glasfabrieken, erts- en scheikundige industrie, bouw), Mont-Saint-Guibert (bouw, schuurmiddelen, ertsindustrie), Morialmé (vuurvaste produkten), Noucelles (bouw, ertsindustrie), Oret (ertsindustrie, bouw, schuurmiddelen), Peissant (bouw, ertsindustrie), Poix-Saint-Hubert (vuurvaste produkten), Rocourt (bouw, ertsindustrie), Sart-Moulin (bouw, ertsindustrie), Stave (vuurvaste produkten), Warnant (bouw).

Op te merken valt dat de aanduidingen tussen haakjes een aanwijzing maar geen beperking zijn.


Bron: Het Spoor, november 1962

Portfolio


[1Overstromingen in Nederland en in België.

[2Wereldtentoonstelling.

[3Wereldtentoonstelling.