Homepagina > Het Spoor > Maatschappij > De publiciteit in dienst van het spoor

De publiciteit in dienst van het spoor

A. Lanckman.

maandag 30 december 2013, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Het oude gezegde “Goede wijn behoeft geen krans” is lang voorbijgestreefd. Er wordt nu nagenoeg algemeen aangenomen dat het voeren van publiciteit voor commerciële produkten een noodzaak is. Dank zij de publiciteit worden de afzetmogelijkheden vermenigvuldigd, de produktiecijfers opgevoerd, de eenheidsprijzen verminderd.

Wat geldt voor de bestaande klassieke produkten, geldt zeker voor de talloze nieuwe die nu in een recordtijd en op zeer grote schaal kunnen gelanceerd worden. Het hoge peil van ons huidige comfort danken wij, immers, ontegensprekelijk voor een groot deel aan de publiciteit.

Dat er voor openbare diensten als de spoorweg ook propaganda, dient gemaakt, wordt echter niet zo algemeen aanvaard.

Talrijke spoormannen gaan niet verder dan deze al te simplistische redenering: “Iedereen kent het bestaan van de spoorweg en wie hem nodig heeft maakt er gebruik van. Waarom dan geld verspillen aan propaganda?”

En toch...

Laten wij aannemen dat iedereen het bestaan van de spoorweg kent. Hoevelen kennen er evenwel zijn talrijke mogelijkheden en aangeboden diensten?

Als sommige personeelsleden bij het lezen van een of ander propagandadrukwerk op een goede dag het bestaan van de reductiekaart of de toeristische abonnementen ontdekken, dan moet het ons niet verwonderen dat bij het publiek velen onwetend zijn van de meest alledaagse faciliteiten die de spoorweg biedt.

Wat dan gezegd van al de nieuwigheden die een spoorweg, om zich te moderniseren, invoert ten bate van zijn klanten?

Van Trans-Europ-Expresstreinen, ligwagens en auto-nacht-expressen was enkele jaren geleden nog geen sprake. Als zij op korte tijd burgerrecht verworven hebben dan is de propaganda er wel voor iets tussen.

Dat een persmededeling en een publikatie in de officiële reisgids niet volstaan om het publiek vertrouwd te maken met een dezer onderwerpen, moge blijken uit navermelde bijzonderheden in verband met de publiciteitscampagne ten voordele van de Trans-Europ-Express.

Voor het lanceren van de T.E.E.-organisatie werden zowat alle gebruikelijke publiciteitsmiddelen aangewend. Pers, radio en T.V. werden op de inhuldigingsrit uitgenodigd. Affiches werden aangeplakt, niet alleen onder het oog van de spoorwegklanten in de stations, maar ook langs de hoofdwegen voor de automobilisten. Een geïllustreerd vouwblad dat te verkrijgen was in de inlichtingskantoren van de N.M.B.S. en de reisagentschappen werd eveneens rechtstreeks aan 60.000 uitgelezen adressen van particulieren (zakenlui en vrije beroepen) gestuurd. Een reeks advertenties, die telkens de klemtoon op een ander aspect van de T.E.E. legden, werden gepubliceerd in de geïllustreerde weekbladen. Een stand gewijd aan de T.E.E. werd op verscheidene jaarbeurzen Ingericht. Etalagestukken werden geplaatst in de uitstalramen van onze agentschappen. Bovendien werd de T.E.E. op de voorgrond gesteld in tal van andere propagandadrukwerken van algemene aard waarvan sommige een oplage hadden van 200.000 exemplaren.

Dank zij deze publiciteitsinspanning werd de bezetting Van de Trans-Europ-Expresstreinen in het algemeen, voor ons net een succes.

Toen einde 1958 werd opgemerkt dat, in vergelijking met de andere T.E.E.’s, de Saphir en de Edelweiss een minder goed rendement hadden, vooral in de wintermaanden, werd een publiciteitsactie gevoerd om dit te verhelpen.

Voor de Saphir diende ook en vooral Engeland bewerkt wegens zijn aansluiting met de Oostende-Doverlijn.

Er werd gebruik gemaakt van advertenties in de pers, zo in Engeland als in België, omwille van de snelheid van dit publiciteitsmiddel. Deze aankondigingen, die rond de jaarwisseling verschenen, werden gevolgd door een “Saphir”-aanplakbiljet dat ongeveer een maand later klaar kwam. Hiervan gingen 1.000 exemplaren naar Engeland terwijl er 2.000 in België werden verspreid.

De statistieken van de bezetting van de Saphir lieten uitschijnen dat voor de eerste drie maanden van het jaar 1959 het gemiddelde aantal reizigers bij vertrek uit Oostende met 18 % was gestegen.

Na een gelijkaardige campagne voor de Edelweiss, bedroeg de gemiddelde verhoging bij vertrek uit België naar Zwitserland 14 %.

Welke besluiten mogen wij hieruit trekken?

Dat er voor het lanceren van een nieuwe dienst een goed geordende publiciteitscampagne nodig is, waarin elk middel zijn plaats heeft.

Dat zelfs voor een dienst die goed gestart is, het rendement kan opgedreven worden met een publicistische stimulans.


Bron: Het Spoor, november 1959