Homepagina > Het Spoor > Maatschappij > Verslag van de Raad van Beheer aan de Algemene Vergadering van 29 mei 1964

Verslag van de Raad van Beheer aan de Algemene Vergadering van 29 mei 1964

zondag 13 augustus 2023, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Zoals wij het reeds gezegd hebben, onderstreept dit verslag de inspanningen van de Maatschappij om de produktiviteit te verhogen. In 1963 bezigde ze een effectief van 3,44 bedienden per miljoen verkeerseenheden, tegen 5,18 in 1953, wat overeenstemt met respectievelijk 0,29 en 0,19 miljoen verkeerseenheden per bediende, d.i. een verbetering van nagenoeg 50 %; ondanks de toeneming van het verkeer is het aantal voor de exploitatie van het net aangestelde bedienden van 69.000 tot 54.408 verminderd. De vermindering van het verbruik van tractieenergie heeft, tijdens dezelfde periode van tien jaar, aanleiding gegeven tot een jaarlijkse besparing van circa 650 miljoen F.

De nieuwe ingraving tussen Cuesmes en Frameries op de lijn Brussel - Parijs

Het volume van het vervoer der wagenladingen bereikte 6.625 miljoen ton-km, wat 358 miljoen ton-km of 5,5 % meer is dan in 1962. Voor het reizigersverkeer werd er een cijfer van 9.009 miljoen reizigers-km geboekt, tegen 8.958 miljoen. Daarentegen houdt de vermindering van stukgoedverkeer aan, met uitzondering van de invoer en het transietvervoer. Het totaal verkeer heeft het recordcijfer van 15.834 miljoen eenheden bereikt, wat ongeveer 3 % meer is dan in 1962.

Op de lijn Brussel-Paris werd de elektrische tractie in opeenvolgende fasen ingesteld. De elektrificatiewerken worden voortgezet op de lijn Paris-Köln.

De Maatschappij heeft, in 1963, 2 elektrische driestroomlocomotieven, 57 elektrische motortreinen, 133 diesellocomotieven, 110 platte wagens met twee assen, 100 koelwagens, en 323 speciale wagens in bedrijf genomen. Het gebruik van stoomlocomotieven, die in 1962 nog 21 % van het reizigers- en goederenverkeer verwerkten, is in 1963 tot 13,1 % verminderd. De tractie met diesel- en elektrische locomotieven is respectievelijk toegenomen met 3,9 miljoen en 2,4 miljoen km.

Om de snelheid van de goederentreinen op te voeren, heeft de Maatschappij haar wagens verder van roldraagpotten voorzien. Op het einde van het dienstjaar waren 4.320 eenheden aldus uitgerust.

In 1963 werden 20 overwegen door kunstwerken vervangen. De automatische wegsignalisatie werd geïnstalleerd aan 83 overwegen waarvan er 52 met automatische, gedeeltelijke sluitbomen werden uitgerust.

De lengte van de grote lijnen, uitgerust met het automatisch lichtblok-stelsel, is van 448 km, in 1962, gestegen tot 538 km in 1963 en er zijn 10 nieuwe „al relais”-seinhuizen bijgekomen, zodat er in totaal 88 in dienst waren, terwijl het aantal posten van het oude type met 42 is verminderd. Er werden vier nieuwe automatische telefooncommutatoren in dienst gesteld. De uitrusting van de stations met luidsprekers en radioverbindingen werd voortgezet.

In de loop van het dienstjaar werden voor het geheel der vernieuwings-werken in de hoofdsporen, de volgende materialen aangewend: 550 km spoorstaven, 358.000 dwarsliggers, 285 spoortoestellen, 65.000 m³ harde ballast. Deze materialen hebben het mogelijk gemaakt onder meer 177 km van die sporen volledig met nieuwe spoorstaven en dwarsliggers uit te rusten.

De werken tot wederopbouw van het ontvanggebouw te Torhout en van de werkplaats te St.-Ghislain werden voltooid. Het gebouw van het wegcentrum te Mariembourg werd in dienst gesteld terwijl dat van het geneeskundig centrum te Arlon werd gemoderniseerd. De inrichtingswerken in de vormingsstations St.-Ghislain, Monceau, Châtelineau en Kinkempois zijn praktisch voltooid. Er werd een verbindingsbocht aangelegd tussen de lijnen Manage - Braine-le-Comte en Manage - Haine-St.-Pierre. De spoorverbinding van het nieuwe ijzer- en staalcomplex te Chertal werd in dienst genomen en het spoor voor de bediening van het industriegebied te Tessenderlo werd voltooid. De werken tot spoorweguitrusting in verband met de uitbreiding van de havens van Antwerpen en Gent werden voortgezet.

De dienst van de auto-nachtexprestreinen die bij de cliënteel steeds meer in de gunst komen, werd nog verder uitgebreid.

Dank zij de invoering van de elektrische tractie tussen Paris en Brussel, verbindt de „Brabant” de twee hoofdsteden in 2 h 36, wat 15 minuten minder is dan de snelste treinstellen. Door het inleggen van een nieuwe T.E.E.M. Warszawa-Hannover en met de aanpassing van de aansluitingen werden de rittijden van de zendingen van Polen naar België en naar Frankrijk (over België) respectievelijk met 28 en 36 uren ingekort.

Het net der vervangingsautobussen werd met 379 km verlengd en bereikt thans 3.840 km.

Om te eindigen willen we hier eraan herinneren dat de Raad van Beheer hulde gebracht heeft aan de hoge graad van vakbekwaamheid van het personeel, waarvan hij eens te meer de voorbeeldige toewijding op prijs stelt.


Bron: Het Spoor, juli 1964