Homepagina > Het Spoor > Maatschappij > Het spoor in de economie van de E.E.G.

Het spoor in de economie van de E.E.G.

M. Feyeux.

maandag 5 januari 2015, door rixke

Winst of, op zijn minst genomen, het financieel evenwicht van de ondernemingen die geen staatshulp ontvangen, geldt als regel van het spel in een vrije economie. De vervoersector is echter een ondersteunde sector. Volgens veranderlijke modaliteiten draagt de overheid, althans gedeeltelijk of tijdelijk, het tekort van de Spoorwegen. Zij steunt de Binnenscheepvaart onder meer en voornamelijk met staatsbudgetten die de infrastructuur-lasten schier integraal dekken; ook het Vliegwezen wordt op velerlei wijzen gesubsidieerd.

Als toepassingsveld bij uitstek voor de cybernetica, is de spoorweg een machtig en modern werktuig...
(Foto Fr. Claes c. SABAM - Brussel.)

De steun die de Weg uit de overheidskas ontvangt, is minder opvallend omdat de aanzienlijke ontvangsten van de verkeersbelasting op autovoertuigen in de meeste landen, en tot nog toe, hoger lagen dan het wegenbudget. Maar het grootste deel ervan wordt gedragen door de particuliere auto en het zware wegvervoer geniet het aanzienlijke voordeel slechts een zeer ontoereikend deel te dragen van de uitgaven die het veroorzaakt.

Het lange afstandsvervoer profiteert ook op een ongemotiveerde wijze van de verbeteringen die op kosten van de particuliere auto aan het wegennet aangebracht worden. Indien men bemerkt dat het bovendien nog steeds een loopje neemt met de reglementering van de werkuren der bestuurders, begrijpt men allicht waarom het wegvervoer over lange afstanden, beter gezegd het internationaal vervoer, een uiterst snelle ontwikkeling kent.

Ten aanzien van het noodzakelijke budgettaire evenwicht met volledige dekking van al de gedane kosten, is de gelijkheid onder de verschillende vervoerwijzen uiteraard een essentieel element voor de harmonisering der concurrentievoorwaarden. Daarbij moet men dan nog preciseren wat men dient te verstaan onder tekort, vermits het kan te wijten zijn aan de toepassing van lage tarieven opgelegd door de overheid, aan de exploitatie van het voorstadsverkeer dat niet rendabel is maar wel onontbeerlijk voor de gemeenschap, aan het bestaan van verplichtingen als openbare dienst, welke, uit hoofde van de concurrentie, nog steeds nageleefd moeten worden, enz.

Het lijkt mij overbodig breedvoerig uit te wijden over de normalisering der rekeningen, waarvan de principes thans voortreffelijk vastgelegd zijn en waarvan de gegrondheid niet langer meer aangevochten wordt. Ik kan slechts onderstrepen dat ze ook moet dienen om de gelijkheid te herstellen op het stuk van de kosten der infrastructuur zo lang de nauwkeurige aanrekening van de lasten aan de gebruikers geen werkelijkheid is. Heel wat misverstanden zonden verdwijnen indien een waarachtige en conventionele regeling voor de normalisering binnen de kortst mogelijke tijd in werking kon treden en ertoe kon bijdragen om in elk land de werkelijke financiële toestand van de ondernemingen openbaar bekend te maken...

De bevolking van onze landen en steden groeit voortdurend aan, de produktie en de motorisering nemen een steeds hogere vlucht, en dit met het gevolg dat wij met ernstige, ruimtelijke problemen geconfronteerd worden. Zo spreekt men vaak over de belemmering van de stadsruimte en over de belemmering van de verkeersruimte. Klinkt het dan niet paradoxaal dat er in die groeiende maatschappij nog een aantal spoorweginfrastructuren zijn die onvolledig benut worden? Als toepassingsveld bij uitstek voor de cybernetica, is de spoorweg een machtig en modern werktuig dat zelfs de Verenigde Staten, ondanks de enorme uitbreiding van de auto, thans opnieuw ontdekken voor de bediening van hun agglomeraties. Op een recente studie-cyclus van de Europese Economische Commissie, werd de aandacht gevestigd op het feit dat de capaciteit van een ondergrondse spoorweg vijfmaal zo hoog ligt als die van een autoweg met 8 rijstroken voor een uitgave aan kapitaal per reiziger die viermaal zo klein is. Op technisch en sociaal gebied bekleedt de spoorweg een uitgelezen plaats in de maatschappij van morgen. Die maatschappij zal bezwaarlijk kunnen dulden dat een of twee mannen zich zouden uitputten om 15 ton bloemkolen van Bretagne haar Parijs te rijden, over een drukke weg, terwijl een bestuurder van een elektrische of diesellocomotief, binnen dezelfde tijd, 50 of 100 maal zoveel kan vervoeren, in voorwaarden die veel minder vermoeiend en gevaarlijk zijn voor hem en voor de anderen.


Bron: Het Spoor, september 1967