Homepagina > Het Spoor > Rollend materieel > Locomotieven > Onze onvergetelijke stomers > Derde periode, 1864-1884. Stelsel Belpaire

Derde periode, 1864-1884. Stelsel Belpaire

Phil Dambly.

woensdag 25 mei 2011, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Rangeertenderlocomotief, type 51, in oorspronkelijke staat (1866).
Hetzelfde type met ketel van 1881, machinistenhuis en nieuw frame.

Belpaire ontwierp in 1866 een zeer geslaagde kleine tenderlocomotief. Het betrof hier het type 51, een rangeermachine met drie gekoppelde assen, wielen van 1,20 m en binnenliggende cilinders, waarvan, tot 1905, 370 exemplaren zouden worden gebouwd in reeksen die onderling door sommige details verschilden: langsliggers, voetplaat, rem, dom, machinistenhuis, schoorsteen, enz. De eerste machines van dat type hadden geen machinistenhuis, wel een rem met glijstuk, die werkte door wrijving tegen de spoorstaaf. Opvallend waren de korfvormige kolenbakken met ovale doorsnede. Enkele jaren later werden de machines van de eerste reeksen naar het Arsenaal van Mechelen gezonden om te worden voorzien van een klein machinistenhuis en van een rem met remblokhouder die met stoom werkte. In 1888 werden verschillende typen 51 uitgerust met een nieuwe ketel, kolenbakken met rechthoekige doorsnede en volledig machinistenhuis. Naargelang de reeksen, schommelde het rijvaardig gewicht tussen 27,10 en 34,50 t. Enkele zeldzame exemplaren van de laatste reeksen met Westinghouserem reden nog steeds in 1945!

De twee tenderlocomotieven “Système Vaessen”, in 1867 door Saint-Léonard geleverd aan de spoorweg Hesbaye-Condroz, werden door de Staat teruggekocht. Ze waren voorzien van een vuurhaard van Belpaire en de assen waren opgesteld in 4-6-0 “Ten Wheel”, een in die tijd uiterst zeldzame opstelling in Europa. Het voorste deel van de machine rustte op een klein draaistel en de gekoppelde wielen hadden een middellijn van 1,30 m. De buitenliggende cilinders helden sterk over en het rij vaardig gewicht bedroeg 48,30 t. Die machines, welke de n° 1015 en 1016 kregen, waren afgeleid van de gelijkaardige machines die vanaf 1860 door dezelfde constructeur aan Spanje werden geleverd. Ze werden omstreeks 1884 uit de dienst genomen nadat ze de stoptreinen tussen Brussel-Zuid en Luttre, op de lijn Charleroi, hadden getrokken.

Locomotief “Système Vaessen”, geleverd door St-Léonard in 1867. Twee exemplaren droegen de n° 1015 en 1016 van de Belgische Staat.

Van de tenderlocomotieven type 20, ontworpen door de ingenieurs Belpaire en Stévart, werden er van 1870 tot 1874, door verschillende constructeurs, 54 exemplaren geleverd. Cockerill leverde er nog één in 1880. Die uiterst krachtige machines, met vier gekoppelde assen, werden gebruikt als hulplocomotieven op de hellende vlakken van Luik, vandaar hun naam “locomotives des plans”. Nadien werden ze ingezet op de lijnen met sterke hellingen van de hoogvlakte van Herve en onderhielden ze eveneens speciale diensten in Henegouwen. De locomotieven type 20, die 50,80 t wogen, waren gekenmerkt door hun uitspringende vuurhaard met groot roosteroppervlak, de buitenliggende cilinders, het verdelingsmechanisme stelsel van Stévart, de binnenliggende langsliggers en kleine volle wielen van 1,05 m diameter. In 1882 werden ze voorzien van een gesloten machinistenhuis aan de achterzijde en de oorspronkelijke rem met glijstuk werd vervangen door de rem met remblokhouder. De laatste machines van dat type reden nog in 1918.

Tenderlocomotief type 20 met schaar van Stévart, voor de dienst der hulplocomotieven op sterke hellingen (1870).

Een type 20, n° 712, werd in 1895 in het Arsenaal van Mechelen verbouwd: men installeerde een nieuwe ketel en plaatste achteraan een draagas, noodzakelijk wegens de verlenging van de vuurhaard.

De tien locomotieven type 3 werden gebouwd in 1873 door de “Compagnie belge pour la construction de Matériels de chemins de fer Charles Evrard”, te Brussel. Die tenderlocomotieven met drie gekoppelde assen wogen, rijvaardig, ongeveer 48 t. Opvallend door hun groot roosteroppervlak en hun wielen van 1,70 m, werden ze eerst ingezet tussen Brussel-Leopoldswijk en Ottignies, daarna op de lokale diensten in Henegouwen. De belangwekkendste bijzonderheid van het type 3 bestond in het gebruik van een draagas met wielen zonder wielflenzen, die tussen de tweede en derde gekoppelde as was geplaatst. Die uitzonderlijke opstelling werd vereist wegens de verdeling der belastingen op de toenmalige sporen, die niet meer dan 14 t per as toestonden. De locomotieven type 3 waren voorzien van een rem met glijstuk, die later werd vervangen door de Westinghouserem.

Tenderlocomotief type 3 met nieuwe ketel van 1894.

Een machine van dat type, n° 811, werd verbouwd: ze kreeg achteraan een draagas met zijdelingse verplaatsing ten einde het inhoudsvermogen van de kolenbakken te verhogen en het achteruitrijden te vergemakkelijken. Deze machine van het depot Temse was gerangschikt onder de locomotieven van het type 4 en verdween omstreeks 1900.

Type 2 van de reeks gebouwd door Cockerill in 1883.

In 1874 liet Belpaire de wielen van 1,45 m van een locomotief type 28 - n° 151 - vervangen door wielen van 1,70 m, met behoud van alle andere bijzonderheden van de machine, die alzo type 2 werd. Dank zij de uitstekende resultaten, werden er, van 1875 tot 1884, 141 locomotieven type 2 gebouwd terwijl een bepaald aantal typen 28 in typen 2 veranderd werden. Het uiterlijk van de machines verschilde, op ’t stuk van het gaarneersel, volgens de bouwers. Vanaf 1882 werd de ophanging gewijzigd en kwam er een nieuw model van machinistenhuis. Van 1893 tot 1900 werd, bovendien, de traditionele vernieuwing van de stoomketels doorgevoerd. De locomotieven type 2, die rijvaardig 34,32 t wogen - tender niet inbegrepen - trokken de reizigerstreinen tussen Brussel-Leopoldswijk en Aarlen, ter vervanging van de vroegere machines van de “Grande Compagnie du Luxembourg”. Achteraf werden ze gebruikt op de lijn van de Vesder, waar de laatste exemplaren nog steeds in dienst waren in 1932!

Reizigerstreinlocomotief type 2 van de reeksen 1875-1876 (Ch. Charles Evrard), met vierkante schoorsteen die in 1889 werd aangebracht.

Het type 2 bis ontstond na verbouwing, in 1882, van de locomotieven type 2 en type 28. Die verbouwing bestond voor het type 2 in het ontkoppelen van de vooras en haar vervanging door een draagas met wielen van 1,45 m. Voor het type 28 omvatte diezelfde bewerking verder de vervanging der gekoppelde wielen van 1,45 m door wielen van 1,70 m. Het type 2 bis, waarvan er 31 exemplaren waren, had men gebouwd om over reizigerstreinlocomotieven te beschikken voor de vlakke lijnen, waarop het type 2, met drie gekoppelde assen, niet noodzakelijk was.

Type 2 bis voortkomend van een verbouwing van een type 28.
Detail der assen van het type 2 bis.

Bron: Het Spoor, oktober 1966