Homepagina > Het Spoor > Rollend materieel > Locomotieven > Onze onvergetelijke stomers > Achtste periode, 1904-1914 - Stelsel Flamme

Achtste periode, 1904-1914 - Stelsel Flamme

Phil Dambly.

dinsdag 6 december 2011, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

De machine n° 3303 was het prototype van de locomotief type 9, waarvan 56 exemplaren werden geleverd van 1909 tot 1913. Het type 9 had wielen van 1,98 m en woog rijvaardig 81 t. Het had een drieassige tender van 24 m³, en ontwikkelde 1.400 pk.

Locomotief n° 3303, met oververhitter van Schmidt, prototype van type 9.
Locomotieven type 9, reeks 4007 tot 4056. N° 4007 (Haine-St.-Pierre, 1910).
N° 4011 (Couillet, 1910).

De opvallendste gebeurtenis uit die tijd was ongetwijfeld de verschijning, in 1909-1910, van twee volledig nieuwe locomotieftypen, met vier gelijke cilinders en enkelvoudige uitzetting, gecombineerd met de oververhitting. Ontworpen door Flamme, hadden die machines een voor die tijd uitzonderlijk vermogen; één ervan was bestemd voor het trekken van de snelle zware treinen op de lijnen Brussel-Zuid - Herbesthal en Brussel - Luxemburg, de andere voor de goederentreindienst op de lijnen Brussel - Luxemburg, Luik - Jemelle, Athus - Maas en Verviers - Trois-Ponts.

De reizigerstreinlocomotief type 10 was een 4-6-2 “Pacific” van 2.250 pk die 120 km/h kon bereiken. De goederentreinlocomotief type 36 was een 2-10-0 “Decapod” van ongeveer 1.850 pk, waarvan de snelheid tot 65 km/h beperkt werd. De stoomketels van de twee typen, die bijna volkomen gelijk waren, verschilden slechts door de afmetingen van de vuurhaard.

Locomotief “Pacific”, type 10, n° 4548 (Tubize, 1913), tweede reeks, n° 4530 tot 4558.

Meer dan andere uit die periode, zagen die locomotieven er bijzonder indrukwekkend uit. Daar de vlampijpen van het type 10 betrekkelijk kort waren, was er aan de voorzijde van die machine een soort lang platform dat verder dan de rookkast reikte en aldus de esthetica van het geheel enigszins schaadde. Daar de cilinders met betrekking tot de stoomketel sterk naar voren geschoven waren, vertoonde deze laatste een ongewone, gedrongen aanblik.

Locomotief type 10, n° 4501 (Cockerill, 1910) eerste reeks, n° 4501 tot 4529.

Om de afmetingen van de buitenvuurkist te vergroten, diende de derde ring van de cilindrische stoomketel zeer conisch te worden gemaakt, wat de eigenaardige aanblik van de stoomketel nog meer deed uitkomen. Die opstelling, welke “wagon top” genoemd werd, kwam in de Verenigde Staten veelvuldig voor. Het type 10 had drijfwielen van 1,98 m en de achterste draagas kon zich transversaal verplaatsen.

Drijf- en draagbissel-draaistel van locomotief type 36.

Het type 36 was voorzien van een bissel-draaistel van het stelsel van Flamme, bestaande uit de draagas en de eerste gekoppelde as. Die inrichting vergde koppelstangkoppen met kogelgewrichten. De drijfwielen hadden een middellijn van 1,45 m. Het effectief van de typen 36 bedroeg 136 eenheden in augustus 1914. Met hun rijvaardig gewicht van 104 ton - zonder tender -, werden die mastodonten destijds als de krachtigste goederentreinlocomotieven van het Vasteland beschouwd. Het was werkelijk een onvergetelijk schouwspel telkens als een paar typen 36 aan kop van een ertstrein van 1.300 ton en bijgestaan door een derde locomotief aan het achterste treindeel, de hellingen van Poix-Saint-Hubert naar Libramont beklommen.

De indrukwekkende “Decapod” type 36, reeks 4365 tot 4500 (1909-1914). Locomotief n° 4404 (Tubize 1910).

De typen 10, ten getale van 58, omvatten twee reeksen: 29 machines gebouwd van 1910 tot 1912, en 29 andere gebouwd van 1912 tot 1914. De locomotieven van de tweede reeks, meer speciaal bestemd voor de lijn naar Oostende, verschilden van de eerste door hun gewicht - 98 ton tegen 102 - en het roosteroppervlak - 4,58 m² tegen 5. De “Pacific”, type 10, was onbetwistbaar het koninginnenstuk van het net gedurende meer dan veertig jaar... De typen 10 en 36 waren gekoppeld aan tenders van 24 m³ met drie assen.

Locomotief n° 4405 (1909) die de duizendste locomotief was, geleverd door de fabrieken van Haine-St.-Pierre. Daarna droeg ze het n° 3605 en vervolgens 36.005.

Het laatste locomotieftype dat in België vóór de eerste wereldoorlog werd gebouwd, was een machtige 4-6-4 “Baltic” met wielen van 1,80 m, type 13 genoemd. Ontworpen door Flamme vertoonde die tenderlocomotief al de kenmerken van het door deze eminente ingenieur uitgevonden type, namelijk: enkelvoudige uitzetting met vier gelijke cilinders, oververhitting, groot roosteroppervlak, draaistellen met grote asafstand, enz. Slechts twee ervan werden gebouwd, door de “Métallurgique” te Tubize. Het type 13 was aangewezen voor het trekken van zware voorstadstreinen, maar het werd vooral aangewend voor de pendeltreinen tussen Brussel-Noord en Antwerpen. Deze prachtige machine, uitgerust met zeer grote waterreservoirs, woog rijvaardig 117 t en haalde 110 km/h. Wegens de oorlog en sommige andere overwegingen werd ze niet in serie gebouwd.

De twee locomotieven type 13, twee machtige “Baltics”, verlieten de werkhuizen van Tubize in 1913. Ze hadden aanzienlijke afmetingen : lengte, 16,078 m ; hoogte, 4,280 m ; n° 4701 en 4702.

Aan de vooravond van de gebeurtenissen van augustus 1914, lagen er nieuwe locomotieftypen ter studie, waarvan de bouw uitgesteld werd.


Bron: Het Spoor, juni 1967.