Homepagina > Het Spoor > Rollend materieel > Treinen > Het vervoer van duiven

Het vervoer van duiven

L. Dewinter, hoofdinspecteur.

maandag 3 maart 2014, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Wist gij het?



  • Bij haar geboorte, weegt de duif ongeveer tien gram. Achtentwintig dagen later, wanneer zij volledig gevormd is, bereikt haar gewicht vierhonderd gram, en soms meer.
  • Rekening houdend met haar gewicht, eet de duif viermaal meer dan de mens (40 gr per dag). Haar gezichtsvermogen is tienmaal scherper dan dat van een mens in volle levenskracht.
  • Eertijds, bestonden er op het Mauritiuseiland dikke duiven die men dodo’s noemde. Hun vleugels waren zo slecht gebouwd dat zij niet in staat waren te vliegen.
  • Bij windstilte, kan de duif vliegen tegen een snelheid van 72 km/h. Deze snelheid kan 120 km/h bereiken bij gunstige wind.
  • In tegenstelling met de meeste andere vogels, zijn de doffers niet meer door de natuur getooid dan de duivinnen. Vooral aan het hoofd kan de duivenmelker het geslacht onderscheiden. Het schedelgewelf is, inderdaad, meer afgeplat bij de duivin en meer gewelfd bij de doffer.
  • Tijdens de broedperiode, die van 17 tot 19 dagen duurt, broeit de doffer elke dag van tien uur ’s morgens tot drie uur ’s namiddags. Het overige van de tijd, valt deze taak te beurt aan de duivin.

 De duivensport

Een geschiedenis die opklimt tot de zondvloed!

Men heeft gezegd dat de geschiedenis van de reisduif opklimt tot de zondvloed. Heeft Noë geen duif als bode uitgezonden? Wat er ook van zij, de Hebreeërs, de Egyptenaren, de Perzen, de Grieken, de Romeinen gebruikten de duif als telegrambesteller, als militaire bode en als koerrier van liefdebrieven...

In het Europa van de Middeleeuwen, hadden alleen de edelen en de monniken het recht een duiventil op te richten. Dit voorrecht, dat dagtekende van bij het einde der Kruistochten, werd maar door de Franse Revolutie van 1789 afgeschaft.

Zodra iedereen duiven mocht kweken en vrij laten rondvliegen, gebruikten zekere handelaars deze dieren om vlugger de koers van de goederen en van de beurs te melden of om hun handlangers te verwittigen over voorvallen die de waardenotering konden beïnvloeden. Zo werd het huis Rotchschild van Londen, het eerst ingelicht over de overwinning te Waterloo en kon het de hand leggen, tegen zeer lage prijzen, op titels die een fabelachtige koers bereikten zodra het nieuws officieel bekend was.

Het gewone volk dat zulke handelszorgen niet kende, was de duiven beginnen op te leiden enkel maar uit levendige belangstelling voor deze opwindende kweek. De eerste duivenmelkers groepeerden zich weldra in maatschappijen die wedstrijden organiseerden (om de eer, in het begin). De liefhebbers van de “Préfecture de l’Ourthe” voerden reeds officiële lossingen uit in 1806. In 1820, werd te Luik de eerste uit Parijs teruggekomen duif in triomf door de ganse stad gedragen, voorafgegaan door twee fiedelaars die haar overwinning bezongen. Naar het voorbeeld van de eerste Luikse en Vervierse verenigingen, werden talrijke maatschappijen opgericht te Antwerpen, in Henegouwen, in de Vlaanderen, te Brussel en in Noord-Frankrijk, zodanig dat, na enkele jaren, deze streek van het westen een indrukwekkend aantal duivenliefhebbers telde.

Een sport die hoor opgang dankt aan het spoor

De duivensport zou niet bestaan indien de duif niet begaafd was met een raadselachtig zintuig, de oriënteringszin, een ingeboren zintuig dat echter tamelijk onzeker blijft wanneer het niet door oefening aangescherpt wordt.

Dankzij dit zintuig en de africhting, kan de goed voorbereide duif van op zeer grote afstand, te land of te water, uit de vier windstreken gelost worden: ogenblikkelijk kiest zij haar weg en vindt zij de richting van haar hok, zelfs ’s nachts. Heeft zij de wind op kop, dan vliegt zij laag over de grond; bij wind langs achteren en klare hemel, zweeft zij op twee- of driehonderd meter hoogte; bij zijdelingse wind, laat zij zich afdrijven en beschrijft zij een bocht die aan een parabool doet denken.

De liefhebbers laten hun duiven dus deelnemen aan oefenvluchten op korte afstand, om ze daarna te laten inzetten in proeven met hoe langer hoe grotere reikwijdte, die de faam verzekeren van hen die zich erin onderscheiden.

De duivensport, ontstaan vóór 1830, was wel levenskrachtig in 1835, maar kende haar echte opgang dank zij de spoorweg. Het vervoer van de duiven met karren kostte veel. Daarom moest men een beroep doen op “lopers” die, beladen met in vakjes verdeelde draagkorven waarin 25 tot 50 dieren konden verblijven, acht dagen zetten om te Orleans aan te komen en bijna vijfentwintig om Bordeaux te bereiken! In samenwerking met de spoorweg konden de maatschappijen vaker wedstrijden organiseren zonder hun duiven te vermoeien. De liefhebbers kregen, bovendien, meer kansen om duiven, die de allerbeste eigenschappen bezaten, uit te wisselen.

Omstreeks 1845-1850 was het “duivenspel” voorgoed georganiseerd: het reisduif type was vastgelegd, de maatschappijen hadden een programma en de liefhebbers verdedigden hun kansen die zij, naargelang hun middelen, met geldsommen meer kracht bijzetten.

Thans, telt de “Koninklijke Belgische Duivenbond”, de belangrijkste ter wereld, meer dan 2.700 aangesloten maatschappijen met, in totaal, meer dan 179.000 leden. Ondanks de mededinging van weg en luchtvaart, blijft de spoorweg de voornaamste vervoerder van reisduiven. Als pionier en specialist van dit vervoer, spant hij zich steeds in om de duivenliefhebbers van dienst te zijn door aan hun verlangens te voldoen.

 De rol van de spoorweg

De organisators van de wedstrijden vragen, doorgaans, dat de spoorweg de duiven zo laat mogelijk ten laste zou nemen en ze ter bestemming zou doen aankomen zo vroeg mogelijk op de voor de lossing bepaalde dag: in de zuivere morgenlucht vliegen de duiven sneller en kunnen zij zich beter oriënteren; zij, die verdwalen, hebben alle tijd om vóór de avond de goede richting terug te vinden.

Oefen vluchten in België

Voor de wedstrijden met beperkte afstand, georganiseerd door de maatschappijen, wordt het vervoer van de duiven thans grotendeels door private vrachtauto’s verzekerd. Het spoor behoudt nog een deel van de trafiek en het personeel van de bestemmingsstations belast zich met het uitvoeren van de lossingen volgens de op de vrachtbrieven vermelde onderrichtingen der afzenders.

Tijdens het seizoen rijdt een regelmatige duiventrein in de nacht van zaterdag op zondag tussen Antwerpen-Dokken en Stapelplaats (vertrek te 23 h 19) en Quiévrain (aankomst te 5 h 19). Deze trein neemt onderweg al de duivenwagens op die geconcentreerd werden in de belangrijke vertakkingsstations.

Wij stippen hier ook aan dat bijzondere schikkingen getroffen werden tussen de Directie E en de duivenmaatschappijen om de duiven, die aan zekere oefenvluchten moeten deelnemen, snel te verzenden.

Wedstrijden met lossingen in Frankrijk

De organisatie van het vervoer der duiven die deelnemen aan wedstrijden met lossingen in Frankrijk, wordt geregeld, in gemeenschappelijk overleg, met de Koninklijke Belgische Duivenliefhebbersbond, de N.M.B.S., de S.N.C.F., de Toldiensten en de Franse Veiligheid. Zij betreft het geheel der treinen die de losplaatsen, hetzij ten noorden van Parijs, hetzij ten zuiden van deze stad, als bestemming hebben.

Eerste categorie

Rekening houdend met de belangrijkheid van de vervoeren, met hun bestemming (noorden van Parijs), met de voor de duiven ideale vluchtlijnen, met de mogelijkheden voor het uitwijken der wagens en het in de beste voorwaarden lossen der duiven, werden vier trafiekstromen voorzien:

  • De westerlijn met doorvoer langs Moeskroen - Tourcoing voor de duiven afkomstig uit de beide Vlaanderen: ’s zaterdags ’s avonds komen 70 tot 140 wagens toe te Moeskroen, vanwaar ze, na triëring, met rechtstreekse treinen de losplaatsen te Arras, Breteuil, Clermont en Creil in de vroege zondagmorgen bereiken;
  • De westerlijn met doorvoer over Blandain-Baisieux voor de duiven afkomstig uit de streken van Doornik en Ronse: 10 tot 15 wagens worden te Rijsel getrieerd, vanwaar zij verder rijden naar Cambrai, Corbie, Creil en Saint-Denis;
  • De middenlijn doorvoer over Quévy-Feignies voor de duiven afkomstig uit Antwerpen, Brabant, het westen van Henegouwen en het zuiden van Oost-Vlaanderen: 60 tot 200 wagens worden samengebracht te Bergen, vanwaar ze, na triëring, doorgezonden worden naar Saint-Quentin, Noyon, Pont-Sainte-Maxence en Saint-Denis;
  • De middenlijn met doorvoer over Erquelinnes-Jeumont voor de duiven afkomstig uit het oosten van Brabant, de Kempen, de provinciën Luik, Namen en Henegouwen (gedeeltelijk): 30 tot 115 wagens worden samengebracht en getrieerd te Erquelinnes, van waar ze Bohain, Tergnier, Laon, Ribécourt, Pont-Sainte-Maxence en Saint-Denis bereiken.

Al de treinen houden ongeveer 70 minuten stil aan het Franse grensstation voor de tol- en politieformaliteiten; hun uurregeling is zodanig opgevat dat zij in dit station toekomen met tien minuten tussentijd.

Tweede categorie

Om de duiven voor lange afstandsvluchten naar de losplaatsen bezuiden Parijs te vervoeren (namelijk Corbeil, Dourdan, Orléans, Limoges) vertrekken drie treinen met versnelde rit, in de vroege uren van de zaterdagmorgen, respectievelijk uit Kortrijk, Antwerpen en Ronet en rijden naar Parijs (Tolbiac) langs Moeskroen, Quévy en Erquelinnes. Onderweg, nemen zij de duivenwagens op die geconcentreerd werden in de voornaamste vertakkingsstations. Deze drie treinen rijden van begin mei tot half augustus met een last van 53 tot 112 wagens.

Te Parijs (Tolbiac) worden de wagens ’s zaterdags vastgehaakt aan treinen met grote snelheid die ze in de vroege zondagmorgenuren ter bestemming brengen. Nadat de begeleiders de duiven volledig verzorgd hebben, kunnen de lossingen van vijf uur af beginnen.

De Nederlandse duiven

De N.M.B.S. vervoert ook een groot aantal Nederlandse duiven, die, grotendeels, per vrachtauto te Essen worden aangebracht, vanwaar ze met een rechtstreekse trein naar de verschillende losplaatsen worden verzonden.

Enkele cijfers

Tijdens het seizoen 1959 (begin april tot einde september), werden 10.969 duivenwagens vervoerd, hetzij:

  • 1.872 wagens, waarvan 756 met Nederlandse duiven, naar de losplaatsen in België;
  • 7.435 wagens, waarvan 429 met Nederlandse duiven, naar de losplaatsen gelegen in Frankrijk ten noorden van Parijs;
  • 1.662 wagens, waarvan 353 met Nederlandse duiven, naar de losplaatsen gelegen bezuiden Parijs.

Rekening houdend met het gemiddeld aantal manden per wagen, alsook met het toegelaten aantal duiven per mand, kan men het aantal duiven, dat per spoor vervoerd werd, op meer dan 16.000.000 schatten.

Duif met de olijftak



Als gij sierlijk duikend door de lucht laveert,


Duif, met al de kleuren van de regenboog


Tintelend tussen uw geschelpte pluimen,


Of, hokvast en trouw als geen and’re vogel,


Klapwiekend landt vóór de roeden van uw til,


Die ge trots splitst met uw gestroomlijnde borst


Om roekoeënd uw hokplaats op te zoeken,


Dan zijt gij nog steeds zinnebeeld van vrede,


Het symbool van onschuld, zachtheid en liefde.


Duif met de olijftak, bode van verzoening,


Oerbeeld van broederschap over de wereld...


Want kraaien en duiven vliegen nooit samen.


 


V.



Bron: Het Spoor, juni 1960