Homepagina > Het Spoor > Over ... en ... > Over berg en spoor > Van Dinant naar Givet

Van Dinant naar Givet

R. Gillard.

donderdag 2 maart 2023, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Nergens, wellicht, heeft de Maas zulke prachtige landschappen doen ontstaan als langs haar Belgische oevers. Of zij die nu in het devoon- dan wel in het koolhoudende kalkgesteente heeft gehouwen, daar waar Famenne en Condroz of Condroz en Haspengouw elkaar ontmoeten [1], overal tooit het Maaslandschap zich met licht en charme, met tere en lachende schoonheid.

Van dat kostbare natuurgeschenk is het deel tussen Givet en Dinant ongetwijfeld een van de meest bekende, de meest op prijs gestelde, de meest geroemde. Hier hebben mensenhanden gebouwd, geordend, versierd, getooid; zij legden parken aan, wandelpaden, zwembassins, belvédères, speelpleinen, en dat alles om de toerist nog meer genoegen te verschaffen.

Ook het spoor droeg zijn steentje bij om de Maasvallei tot een sprookjesachtig oord om te toveren. Reeds op 1 juli 1862 werd de lijn Dinant-Charleville, op plechtige wijze, voor het verkeer geopend. Op het stuk van bekoorlijk natuurschoon heeft dit brokje spoorweg zijn wedergade niet. Voorbij Dinant en Anseremme, begeeft hij zich, geflankeerd door de linkeroever, langs de zoom van Condroz en Tussen-Samber-en-Maas. Als een reusachtige schildwacht, die zijn post betrekt aan de poorten van het ruime Dinant, verdwijnt de „Rocher du Moniat” achter een plots opdagende bocht. Dan schrijdt hij verder in de geul van de vallei, begroeid met bomen, tot hij, eensklaps, in het midden van een prachtig decor van rotsen en bladerdaken, het indrukwekkende kasteel van Freyr ziet oprijzen.

Dit forse gebouw, dat dagtekent van 1637, met zijn spitse torens en zijn fraaie Franse tuinen die waarschijnlijk door Le Nôtre werden ontworpen, troont als een schutsengel boven het vroegere leengoed dat, ondanks zijn geringe afmetingen, grote dagen heeft gekend. Inderdaad, op 25 oktober 1675 werd aldaar, tussen Frankrijk en Spanje, het vermaarde handelsverdrag ondertekend dat beter bekend is als het Verdrag van Freyr. Het leengoed Freyr is trouwens een zeer oude verblijfplaats. In 1819 werd, op achthonderd meter ten noordwesten van het kasteel, een grot ontdekt, bestaande uit acht zalen die onderling verbonden zijn door gangen welke, naar alle waarschijnlijkheid, duizenden jaren geleden door de wateren van de Maas werden uitgegraven. Men vindt er gebeitelde steen, overblijfsels van aardewerk en belangrijke resten van holendieren, o.a. van beren, ossen en neushoorns. Ook de kleine dodengrot, die in 1908 op de rechteroever werd ontdekt, is uit oudheidkundig oogpunt hoogst belangwekkend.

Het dal wordt smaller en smaller. In deze schilderachtige gang, die door een mengelmoes van dichtbegroeide gewassen en stijle hoge rotswanden versmacht wordt, hebben de Maas en haar twee gezellen – het spoor en de weg – alle moeite om zich een doorgang te banen. Links laten wij de woeste Bergkloof van Colebi ter zijde liggen tot plots voor ons de verbazende „Rocher du Chien” opdoemt. Op haar top verrijst het „Château-Thierry”, of, althans, wat er nog van overblijft. Het werd omstreeks 800 door een onbekende roofridder opgetrokken. Op zijn doortocht, in 1554, vernielde Hendrik II het gedeeltelijk en in 1675 bracht Lodewijk XIV het de genadeslag toe. Vanaf de indrukwekkende puinen heeft men een buitengewoon uitzicht op het dal.

Waulsort, een zeer geprezen vakantieoord, koos een van de mooiste plekjes uit die de Maas kent. In 969 stichtten de graaf van Florennes en zijn vrome echtgenote aldaar een abdij. De beroemde humanist Wibald, abt van Stavelot, is een leerling geweest van de vermaarde school van deze heilige plaats. Het gebouw werd volledig verwoest in 1793, waarschijnlijk op bevel van Lecolle, burgemeester van Givet, bekend vernieler van kerken en kastelen, die op 9 Thermidor naar het schavot werd verwezen. De oude abdij, die in 1670 werd opgetrokken en naderhand gerestaureerd, is het thans nog bestaande kasteel van Waulsort. Het rijst als het ware op uit de Maas, dicht bij het station, in het midden van een merkwaardig park.

Hastière is niet minder schilderachtig dan zijn vermaarde nabuur. Het is eigenlijk een dubbel dorp. Omstreeks 1300 werd de lokaliteit gesplitst zodat deze mooie agglomeratie uit twee onderscheiden gemeenten bestaat. Hastière-Lavaux, waar de Maas de Féron ontvangt, ligt op de linkeroever, aan de voet van de merkwaardige rotsen van Tahaux. Merkwaardig, inderdaad: in twee spelonken en in verschillende holen heeft men vijfendertig goed bewaard gebleven schedels ontdekt, daterend uit het tijdperk van de gepolijste steen, alsook tal van andere overblijfsels uit die fabelachtige voortijd. Hastière-par-delà koos de rechteroever als vestigingsplaats. Git zult er een Romaanse kerk zien, die in 1033 werd aangevangen en waaraan, in 1264, een stemmig Gothisch koor werd toegevoegd. Oorspronkelijk behoorde zij tot de priorij van de orde van Sint-Benedictus. Zij werd, in 1568, in brand gestoken door de Franse Calvinisten die Willem van Oranje ter hulp snelden; in 1793 werd ze door zekere oproerlingen opnieuw aan de vlammen overgeleverd. Ongeveer een eeuw later, in 1884, zou ze gerestaureerd en toegewijd worden aan de H. Walherius. De Kerk bevat heel wat bezienswaardigheden, onder meer een drieluik van de Luikse schilder Auguste Donnay, die de legende van de patroonheilige voorstelt. Ter dood gebracht door een van zijn bloedverwanten werd Walherius in de Maas geworpen. De traditie wil dat zijn lijk aan de oppervlakte bleef drijven en dat de lichtende glans die het omgaf, de aandacht der voorbijgangers trok. Het lichaam werd teruggebracht op de hoge oever en, op de plaats waar het werd neergelegd, verrees de eerste kapel van Hastière.

Eenmaal Condroz voorbij, rijdt de trein langs de grenslijn van Famenne en Tussen-Samber-en-Maas. Wij doorkruisen Hermeton; de Maas neemt er een nieuwe zijrivier op, de Hermeton, een echte wildeman, die zo maar uit een verwarde massa rotsen en struiken opduikt waar hij, naar hartelust, zijn driestheid heeft kunnen botvieren. En dat dorpje daar tegen de helling? Wel dat is Agimont: deze vroegere bezitting van Givet bewaart nog steeds de overblijfsels van een ridderhofstede die door Hendrik II verwoest werd. Heer, een andere parel van de heerlijkheid Givet, ligt er vlak tegenover. Het gaat prat op zijn pijpenfabriek en, geloof mij vrij, niets smaakt beter dan een pijp uit Heer, gevuld met de fijne tabak die niet ver vandaar te Cul-des-Sarts geteeld wordt!

Een schrille fluittoon, de trein zet zijn tocht voort terwijl het station Heer-Agimont en de aanlegsteiger voor plezierboten in een waas van rook verdwijnen. Hij wordt begeleid door een dartel windje dat de geur van heide en dennen meevoert, een wind uit het zuiden, uit het land van de „Dames de Meuse” en de bronnen van de Houille. Wij zijn in Frankrijk. De wijde opening in de witte rots, de brede, statige, rustige Maas, die stad welke ons verbaast, ons betovert, is Givet. Givet, j’y vais: en waarom zouden wij er niet heen gaan... al ware het maar om er – de fijnproevers ten spijt – een lekkere ajuinsoep te smullen.

Givet, een oude versterkte vesting, thans eens stadje van achtduizend inwoners, heeft in de geschiedenis van Frankrijk en België een niet onaanzienlijke rol gespeeld. Op het einde van de Middeleeuwen behoorde het toe aan de Prinsbisschoppen van Luik. Toen Karel V het in zijn bezit kreeg, liet hij op de top van de vooruitspringende spits, die de linkeroever beheerst, een indrukwekkende citadel bouwen die hij Charlemont doopte. Als gevolg van de vrede van Nijmegen kwam het fort, in 1680, in handen van Lodewijk XIV. In 1699 werd de afstand van Givet aan Frankrijk door het verdrag van Rijsel bevestigd. Alsdan gaf de Zonnekoning aan Vauban opdracht de versterkingen van de stad en van de citadel te voltooien. Vijfenzeventig jaar later verkreeg Frankrijk bovendien, door het verdrag der Grenzen, de dorpen Foisches, Ham, Chooz, Hierges en Aubrives: zo kreeg de grillige laars van Givet haar definitieve vorm. In 1815 poogden de Pruisen tevergeefs Charlemont in te palmen: hardnekkig verdedigd, opende de vesting slechts haar poorten toen zij vernam dat Lodewijk XVIII te Parijs was teruggekeerd. Maar, in augustus 1914, werd de citadel opnieuw de inzet van de strijd. Ditmaal bezweek het oude fort voor de kanonnen: na drie dagen hels bombardement was de binnenbouw in een opeenhoping van puinen en lijken herschapen.

Wanneer men door Givet slentert, zijn omgeving verkent, valt men van de ene verrassing in de andere. Vooral de verbazende industriële ontwikkeling van de stad boeit de bezoeker. Een bedrijvige haven aan de monding van het „Canal de l’Est”, een spoorwegstation dat jaarlijks een internationaal vervoer van ettelijke duizenden ton verwerkt, uitgestrekte fabrieken van kunstzijde, een metaalindustrie in volle ontwikkeling, kalken marmerontginningen, papierfabrieken, aan haar zuidkant, een in aanbouw zijnde kerncentrale, aan haar noordkant, de grootste en modernste graansilo van West-Europa: hier getuigt alles van arbeid en kracht, van doorzettingsvermogen en levenslust.

Maar Givet is tevens een lieftallig vakantieoord.

Op de eerste plaats is er Grand-Givet, of Givet-Saint-Hilaire, de oude stad, centrum van de handel. Zij beslaat de linkeroever van de Maas. tuisen de stroom en de spoorweg. Daar speelde Méhul: hij aanschouwde er het levenslicht in 1763, in het nummer 5 van de straat die zijn naam draagt. Daar ook zult gij een eerwaardige kerk vinden, met een merkwaardige leien toren, die vanzelfsprekend aan Sint-Hilarius werd toegewijd.

Wilt gij de nieuwe stad bezoeken? Petit-Givet, of ook Givet-Notre-Dame, verkoos de rechteroever. Gij zult er kennis maken met de Houille, die grote dochter van de Croix-Scaille. die zich onder het geluid van de aanbeelden en van de stoomhamers in de Maas werpt. Daar ook zult gij een ander eerwaardig heiligdom aantreffen dat – men kan het zo raden – aan O.L.-Vrouw werd toegewijd.

Wilt u thans ook het land van Givet verkennen? Deze liefelijke kroon, bestaande uit een twintigtal dorpen, gehuchten en buurten, die zowel in Frankrijk als in België rond de stad verspreid liggen, nodigt u uit tot verrukkelijke wandelingen. Laten wij nog even terugkomen op Charlemont? Vanaf de hoogten van de rotsspits, waar de Spaanse Gentenaar zijn versterkte vesting optrok, ontrolt zich een uitzonderlijk vergezicht. Aan de overkant, vlak naast Petit-Givet, verrijst het „plateau du Mont d’Haur”, vermaard om zijn oude „Tour Grégoire” en de resten van versterkingen die onder Hendrik II aangevat en door Vauban voortgezet werden. Fromelennes nestelde zich een eindje verder: het ligt op de samenvloeiing van de Houille en de Schloup, een beekje dat uit Feschaux komt, en bergt in zijn schoot de bekende Grotten van Nichet. En hier is Flohimont, waar de Houille vooruitspringt naar Gedinne, en de „Maisons-Blanches”, met hun schilderachtige kapel van O.L.-Vrouw van Walcourt. En dan, als zovele operettehuisjes, de stationnetjes die, omringd met appelbomen en kerselaars, langs de Maas verspreid liggen; er zijn er rode en groene, witte en blauwe: zij vertellen u over het mos van de bossen, het warme gras en de koele bron, de wijdse hemel en de schitterende zon.

Lieftallige droombeelden, zonnige en lachende tafereeltjes. Beelden van de Maas in juli, beelden tevens van een verrukkelijk vakantieoord.


Bron: Het Spoor, juli 1963


[1De Maas doorkruist alleen In Frankrijk de Ardennen. Zij verlaat deze streek, op enkele kilometers stroomopwaarts van Givet, om dan door de Famenne te stromen.