Homepagina > Het Spoor > Over ... en ... > Over berg en spoor > De Hoge Venen

De Hoge Venen

R. Gillard.

maandag 21 november 2022, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

In het zuidoosten van het land van Verviers, in een trapezium waarvan de noordelijke basis van Jalhay naar Rötgen loopt en de zuidelijke van Kalterherberg, nabij Montenaken, naar Stoumont aan de Amblève, ligt een onmetelijke hoogvlakte. Enkele jaren geleden was deze streek nog een uitgestrekt en gevaarlijk braakland, bezaaid met moerassen, veenlanden en modderkuilen. Thans is een groot deel ervan met naaldbomen beplant; maar daar waar er nog geen lorken en dennen groeien, heeft de heide haar ongereptheid bewaard. In dit gebied overheerst het veenmos. Hier en daar pronken bosjes gentianen, dopheide, veenpluis, tijlozen en tormentil. Verspreide haagjes sleedoorn, kampernoelies en meidoorn vormen een welgekomen afwisseling in deze sombere eenzaamheid. Mollen, egels, wezels, hagedissen, bunzings, muizen, steenmarters, vleermuizen en grootoorvleermuizen schijnen in dit vreemde rijk de enige bewoners te zijn. Op de grond is het een gewriemel, geklots, gekrijs, gekwaak en gekef van je welste. Hier en daar herinnert ’n kruis de wandelaar eraan dat zeer lang geleden, tijdens een winterse nacht, reizigers vruchteloos het gele dorpslichtje hebben gezocht. Ja, dat is de rotte, sponsachtige grond waarvan Lemonnier spreekt. Dat zijn de Hoge Venen.

Het woordje veen wordt bijna nergens anders gebruikt dan in de Ardennen. Het stamt af van het Latijn fania, waarschijnlijk afgeleid van het Germaans Fani, dat „modder” betekent. Dit woord vinden wij voor de eerste maal in een geschrift waarbij de grenzen worden vastgelegd van een gebied dat door Koning Siegbert III van Austrasië werd geschonken aan zijn beschermeling, de heilige Remaclus, de stichter van de abdijen van Stavelot en Malmédy.

De Hoge Venen zijn wellicht de eigenaardigste, en misschien ook de origineelste streek van Europa. Een andere bijzonderheid is nog, dat zij het dak van België vormen. Inderdaad, daar ligt het hoogste punt van België, het Signal de Botrange (718 meter). Een eindje verder verheft zich de Baraque Michel (674 meter).

De Baraque Michel ligt in het hart van de Hoge Venen, halverwegen Malmédy en Verviers die door regelmatige autobusdiensten worden bediend. Hoewel erg bewogen is de geschiedenis van dit plaatsje zeer mooi. In 1808, bij het vallen van de avond, verliet kleermaker Michel Schmitz, uit Herbiester, het dorp Xhoffrais en spoedde zich naar zijn gehucht toen hij door het nachtelijke duister verrast werd. In die tijd bestond de mooie weg nog niet wij thans kennen; er was alleen een erbarmelijke aardeweg en, wee degene die er van afdwaalde! Verraderlijk als het was, omklemde het slijk de ongelukkige, en slechts zelden gaf het zijn prooi prijs. Schmitz kende de verderfelijke vijand maar al te goed, maar de duisternis had hem misleid: plots gaf hij er zich rekenschap van dat hij het spoor bijster was. Een dodelijke angst sloeg hem om het hart. Urenlang doolde hij in het veenmos rond, vrezend elk ogenblik in het moeras te zullen wegzinken. Ten einde raad, beloofde hij, indien hij gered werd, een schuilplaats voor verdwaalde reizigers op te richten. De hemel verhoorde zijn gebed. Zijn belofte getrouw, bouwde Schmitz een hut in het midden van de Hoge Venen. Later zegde hij zijn kleermakersstiel vaarwel en herschiep de hut in een gastvrije herberg. Naast een onderdak en een veilige schuilplaats, kregen de reizigers er een verkwikkend maal dat bestond uit de smakelijke soep van de streek en een stevige ommelet met hesp. De gewezen kleermaker uit Herbiester overleed in 1819 in dat heerlijke toevluchtsoord. Zijn echtgenote zette zijn werk voort. Zo ontstond de Baraque Michel en... een wonderbare en echte Ardense legende.

Eveneens authentiek, maar minder gelukkig in haar afloop, is de ontroerende geschiedenis van de Verloofden van Jalhay. Op ’n namiddag in januari 1871 verlieten twee jonge mensen Jalhay om te Xhoffrais de stukken voor hun aanstaand huwelijk te gaan afhalen. Hij heette François Reiff en arbeidde als grondwerker aan de bouw van de afdamming van de Gileppe; zijn verloofde, Marie Solheid, afkomstig uit Xhoffrais, was dienstmeid op de hoeve van Halloux. Een plots opgestoken sneeuwstorm bracht hen op een dwaalspoor. Weken gingen voorbij; de zon straalde opnieuw over de Hoge Venen en de sneeuw begon te smelten. Op 13 maart ontdekte een landbouwer het lichaam van de jongen, niet ver van het dorp Solwaster; ’s anderendaags, op vele kilometers vandaar, langs het pad dat van de Baraque Michel naar Hockay leidt, werd ook het lichaam van het meisje teruggevonden. In het keurslijfje van de ongelukkige stak een briefje met de woorden: „Marie is gestorven en ik ga hetzelfde doen”. Er werd verondersteld dat de jongeling, radeloos van verdriet om de dood van zijn geliefde, blindelings het verlaten heideveld inrende. Wellicht zou hij aan zijn droevig lot ontsnapt zijn indien hij de richting van de oude herberg van Schmitz had gevolgd in plaats van naar het veen te lopen: amper drie kilometer scheiden de Baraque Michel van de plaats waar het meisje gevonden werd, en de helling gaf duidelijk de te volgen weg aan... En ik ga hetzelfde doen: is François Reiff wellicht vrijwillig de dood ingegaan? Alleen het Veen kan dit weten; maar het Veen geeft zijn geheimen niet prijs.

Wij hebben u reeds gesproken over het veenmos dat hier zo welig tiert. Het is trouwens de enige rijkdom van het veen. Veenmos is samengesteld uit planten met zeer schrale twijgen en wordt, na verrotting en verkoling, omgezet in turf, de kolen der armen, die meer rook geven dan warmte.

Eeuwenlang gold turf als de enige brandstof in deze bij uitstek armoedige streek. Van in de vroege morgen sloegen de turfgravers de weg in naar de veengronden. De turf werd in briketten gehouwen die daarna in de vorm van een piramide werden opgetast. Wanneer de brandstof, droog was, werd ze op wagens en karretjes geladen en bij valavond werd de kostbare lading naar huis gereden. Dit waren evenwel de vervoermiddelen van enkele bevoorrechten, want de meeste veenboertjes moesten zich met een kruiwagen tevreden stellen. Dit ruw en droevig bestaan behoort thans tot het verleden. De turf zelf wordt tegenwoordig als strooisel gebruikt; vermengd met stalmest vormt hij een uitstekende meststof.

Hoewel de naaldbomen steeds meer grond inpalmen, zullen de Venen toch niet volledig verdwijnen. Nabij de Baraque Michel werd in 1959 een uitgestrekt nationaal park van 2.500 hectare aangelegd. Onlangs nog werden andere reservaten ingericht, onder meer, het prachtige veen van Cléfay dat 170 hectare beslaat. En zelfs daar waar de harsbomen wortel schoten, hebben de Hoge Venen hun wilde aanblik, vol romantische schoonheid, bewaard. Zo is daar de „Pouhon des Cuves”, een waterbron, nu eens een beekje, dan weer een snelle stroom, een poel, die neerstort van de top van Botrange om, nabij Bevercé, in de Warche uit te monden! En dan die beekjes met hun zangerige namen zoals de Hoëgne, de Helle, de Polleur, de Roer en de Schwartzbach! Laten we ook de schilderachtige gehuchten en dorpjes niet vergeten zoals Sourbrodt, Sart, Solwaster, Jalhay, Cokenfagne, waar kalmte, rust en dromen en de wijdse, zuivere lucht van de maagdelijke hoogvlakten op u wachten. Ovifat, een gehucht nabij Robertville, is bekend om zijn wintersporten, evenals trouwens de grensgemeenten Monschau, Imgenbroich en Kalterherberg, die parels van de Duitse Hoge Venen.

... November heeft het veen met goud- en roestkleuren getooid. Het groene water in de eenzame turfputten heeft reeds een donkere kleur en de dorre takken van de verslenste tijlozen verspreiden een stemmige geur. November: maand van herinneringen. Ga naar de Baraque Michel. Op enkele passen van de herberg, naast de kapel Fischbach, duikt een paadje weg in de biezen; volg het. Een half uurtje verder zult gij een kruis aantreffen. Op het geteerde hout heeft een ongeoefende hand enkele woorden gekrast. Zij vertellen over een januariavond, de twee verloofden, zij zeggen u dat daar een grote liefde werd versmoord. In de diepe stilte van het Veen zijn zij het aandenken aan alle gebroken liefdes.


Bron: Het Spoor, november 1962