Homepagina > Het Spoor > Over ... en ... > Over berg en spoor > Luik

Luik

R. G.

dinsdag 12 juli 2022, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

De ontluikende Franse taal begroette de stad als het Athene van het Noorden; Petrarca, die Laura wilde vergeten, vond er Avignon in terug; Guichardin vergeleek haar met Florence; Marseille noemde ze haar zuster; Michelet zag in haar een nieuw Lyon. Is zij ooit ijdel geworden omdat de mensen, dit haar eigenschappen roemden, haar met luisterrijke metaforen opsmukten? Hiervoor was zij te trots, te edel, te groots. Moest zij hoogmoedig worden, al was het dan maar om haar eigen uitzicht! Zij was alleen maar Luik en zal dit altijd blijven.

In de Xe en XIe eeuw was Luik hef voornaamste intellectuele en artistieke centrum van het Transalpijns Europa, en, gedurende een zekere tijd zelfs, van gans Europa. Zijn collegiale scholen, die gegroeid waren onder Notker, bereikten een grote vermaardheid onder Wazo. Alle kunst en onderwijs die bij droegen tot de verheffing van het mooie en de opbloei van de cultuur werden er aangemoedigd: wiskunde, natuurkunde, latijn, filosofie, theologie, sterrenkunde, tekenen, schilderen en vooral muziek. Dank zij zijn uitstraling, stimuleerde Luik de Letteren. Het was in de kloosters van het prinsbisdom dat enkele van de allereerste meesterwerken van de Franse letter kunde ontstonden waaronder het „Lied van de vier Heems kinderen” dat waarschijnlijk door een monnik van Stavelot-Malmedy geschreven werd. Het Arduenna Sylva en het Waalse dialect hebben het meest tot de vorming van de Franse taal bijgedragen. Op het ogenblik dat Parijs nog in zijn kinderschoenen stond, was Luik het onmetelijke hart van het Franse genie.

Weinig steden verlichtten, inderdaad, de wereld met zoveel lichten, weinig steden verwonderden de wereld door zoveel moed, hardnekkigheid en geloof. Onttroond door Parijs als intellectueel centrum, werd Luik, in de XIIe eeuw, het meest uitgebreide en rijke staalcomplex van Europa en later, met Arras, een van de twee grootste bankcentra van het Noorden. Het was de eerste stad ter wereld die de regelmatige exploitatie van de steenkool organiseerde. Steunend op de bepalingen van de vermaarde „Vrede van Fexhe”, deed het zich als de eerste democratie van het Westen gelden. Van dan af zou zijn geschiedenis de strijd zijn van een volk voor de vrijwaring van de verworven vrijheden. Nooit heeft het een juk aanvaard, of dit nu Brabants, Bourgondisch, Beiers, Oostenrijks, Hollands of Duits was: „Liever dood dan gekneveld”. Het was een Latijnse stad en wilde aldus leien. Nooit heeft het versaagd en telkens weer herrees het uit de dood.

Indien Luik de Geschiedenis opgeluisterd heeft met zijn wonderbare heldendichten, dan heeft de Geschiedenis aan Luik talloze herinneringen geschonken. Het verleden heeft zijn stempel gedrukt op elk steegje, elke straat, elk kruispunt, elke wijk. Elke steen is een lofzang aan het verleden. Zo is er de St-Hubertuskerk, waarvan de naam de legendarische patroon van de Ardennen oproept [1]; zij werd gebouwd door Notker, de ware stichter van het prinsbisdom. Niet ver vandaar ligt het Grétry-museum, waar de beroemde componist geboren werd in 1741, een tachtigtal jaren vóór dit andere Luikse genie van de muziek, César Franck. Een andere kerk – de „stad van priesters” telde er eertijds, huiskapellen inbegrepen, ongeveer een honderdtal – is de St-Martinuskerk, waar het aandenken aan een tragische augustusnacht uit 1312 bewaard wordt. Zullen wij in het Wapenmuseum binnengaan? Het zal ons vertellen dat Napoleon er verbleef, eerst met Josephine, daarna met Marie-Louise, dat een zekere Blücher er woonde die, ter wille van de bittere herinnering aan Waterloo, bijna vermoord werd door een woedende bevolking. En waarom zouden wij die verheven getuigen van de Luikse luister niet vermelden zoals het Paleis van de Prins-Bisschoppen, het Huis van Curtius, het monument van Karel de Grote, van Charles Rogier, van Zénobe Gramme, en verder natuurlijk, het roem volle Perron, onaantastbaar symbool van de Luikse vrijheden!

Maar Luik is niet alleen groot door zijn verleden; het is ook een moderne, drukke, levenslustige en gulhartige stad! Waarom nog wachten om ze beter te leren kennen? Reeds vliedt de kille winter en over de witte Maas hangt een beloftevolle lentehemel die spreekt van feesten en vakanties. Groene rijtuigen willen u meevoeren naar een station dat Guillemins genoemd wordt. Laten wij dan vertrekken aangezien het spoor en de lente ons uitnodigen en laten wij die verbazende stad ontdekken en haar even verbazende bevolking, die „Zuiderlingen van het Noorden” welke, weliswaar, de kleurrijke faal en de zin voor humor van het Zuiden bezitten maar ook het rotsvaste geloof en de taaie hoop van het Noorden.

Luik, spoorwegknooppunt en verkeerscentrum van uitzonderlijk belang, ligt aan de samenvloeiing van de Maas en de Ourthe, in het midden van een amfitheater van heuvels. Vanwaar ook men er toekomt, het panorama is groots en onvergetelijk. Het mooiste uitzicht heeft men echter van op de top van St-Walburgis en de hoogten van Cointe. Hier ziet de wandelaar de stad in de prachtige ontplooiing van haar schoonheid en haar mannelijke kracht. Verheven dualiteit waar de Vooruitgang en de Natuur, op wonderbare wijze verstrengeld, samenleven in een volmaakte harmonie.

Een bezienswaardigheid die de toerist het meest op prijs stelt is ongetwijfeld de markt van de „quai de la Batte”, tussen de „Pont des Arches” en de „Pont de Maestricht”, langs de linkeroever van de stroom. Daar beleeft, sedert onheuglijke tijden, elke zondag, gans de handeldrijvende stede, heel wat gulle pret op de vrolijke tonen van basviolen en trekharmonika’s.

Natuurlijk moet gij ook een bezoek brengen aan de voet van het heuveltje van Cornillon, die schilderachtige wijk van Outremeuse. Haar inwoners noemen haar zo sappig „D’ju d’la”. Ernstige mensen zullen u verzekeren dat gij u hier in de „Republiek Outremeuse” bevindt, stukje onvervalst Luik, waar de rasechte Luikenaars wonen, de „tiesses di hoye” (steenkoolkoppen) zoals zij die woelmakers, die spotvogels, die grapjassen noemen. Deze wijk is tevens de bakermat van de folkloristische typen Tchantchès en Nanesse die tot de voornaamste figuren der Luikse marionetten behoren.

Luik zou echter Luik niet zijn zonder de Maas, die brede, prachtige, majestatische stroom welke uit Frankrijk komt waaraan het zoveel van zijn bloed en zijn liefde schonk. Maas van Karel de Grote en van de Vier Heemskinderen, Maas van de Franchimontezen en het Ardense Everzwijn, haar naam weerklinkt in talloze heldenliederen! Deze stroom is het edelste juweel van de stad; aan hem ontleende zij haar macht en haar grootheid, hij is een waarborg voor haar toekomst. De Maas stroomt door haar aders als een immer opborrelende bron waarin het hart van Wallonië vrij en vurig klopt.


Bron: Het Spoor, maart 1962


[1Sint-Hubertus werd tot bisschop van Tongeren gewijd door paus Sergius I. Omstreeks 705, na de moord op Sint-Lambertus, bracht hij de zetel van zijn bisdom over naar Luik.