Homepagina > Het Spoor > Geschiedenis > Getuigen van gisteren > Op de sporen van de Gaume

Op de sporen van de Gaume

Paul Pastiels.

zaterdag 17 november 2018, door rixke

Alle versies van dit artikel: [français] [Nederlands]

Vandaag nodig ik je uit tot een zwerftocht door de Gaume, dit zuidelijk hoekje van België, dat voor sommigen een Provencaals klimaat heeft. De bewoner van de Gaume weet dat het woord klimaat verschillende betekenissen heeft.

In het begin van deze eeuw was het een hele onderneming om op reis te gaan naar dit afgelegen en mysterieuze oord: vertrekkend uit het „Luxemburgstation” te Brussel, om 6 u. 20, zette de exprestrein naar Bazel ons om 9 u. 42 af te Aarlen, waar de „Rapide Gaumais” ons rustig opwachtte om ons uiteindelijk, na menigvuldige haltes, om 11 u. 06 in Virton-St-Mard te brengen. Nooit of nimmer zou je eraan hebben moeten denken de trein te verlaten te Namen of te Libramont, hopende in die stations snellere aansluitingen te vinden. Wie dat deed. zou zichzelf alleen maar de gelegenheid schenken de poëzie van het urenlange verpozen in de wachtkamers te appreciëren !

Virton-Saint-Mard

Thans kunnen we kiezen tussen twee reisroutes om dit deel van Lotharingen te bereiken dat qua folklore, gebruiken en sappig dialect, meer Frans is dan Waals. Zo kun je bijv. vertrekken uit Libramont, via Bertrix, dwars door de Ardennen met hun verweerde steenmassa’s en hun ingetogen wouden; anderzijds kun je de „grote lijn” ofwel te Marbehan ofwel Ie Aarlen verlaten en de reis voortzetten, nu eens met de autobus dan weer met een dieselmotorrijtuig. Maar of je nu via het land van Aarlen dan wel door de Ardennen gaat, steeds zul je een „vreemd” gebied moeten doorkruisen alvorens, na heel wat omwegen, te belanden in „Le Bon Pays Gaumais”, dat je best niet verwart met de aangrenzende gewesten, wil je niet tot je scha en schande ondervinden dat er buiten die van de Gaume alleen... en buitenlanders zijn !

In de vorige eeuw was de bijdrage van het spoor tot de economische ontwikkeling van de streek doorslaggevend. Toen Aarlen op 27-10-1858 met de hoofdstad verbonden werd, eisten de Zuidluxemburgse politici met aandrang dat er een belangrijke inspanning zou worden gedaan voor het arrondissement Virton. Dit arrondissement bezat in die tijd 19 leerlooierijen, 7 steenbakkerijen, 10 zagerijen, 30 brouwerijen; landbouw, metaalindustrie en bosontginning waren zijn belangrijkste hulpbronnen. De aanvragen voor concessies volgden elkaar op, maar ze waren zeer uiteenlopend. Vooreerst waren daar de heer Felix Martha en de Compagnie de Charleroi die voorstelden een spoorweg te bouwen welke Aarlen rechtstreeks zou verbinden met Montmédy (Franse net) via Chatillon - St.-Léger - Ethe - Virton-St.-Mard - Dampicourt - Harnoncourt - Lamorteau; er was zelfs een ontwerp voor een spoorverbinding tussen Givet en Athus. De kwestie van de vestiging van het spoor in de Gaumestreek heeft veel inkt doen vloeien en heel wat tumult veroorzaakt in parlementaire en provinciale kringen. Inzake de keuze van het tracé en van het uitgangspunt (Habay of Marbehan) bleken de particuliere en plaatselijke belangen immers onverenigbaar te zijn.

Virton

De lijn Marbehan - Virton, bij K.B van 5.11.1868, in concessie gegeven aan de maatschappij Parent-Pécher, werd op 28.5.1873 voor het verkeer opengesteld. Vervolgens werden de baanvakken Virton - Lamorteau, Lamorteau - Grens, Athus - Signeulx en Signeulx - Florenville respectievelijk op 15.3.1881, 1.4.1881, 20.1.1877 en op 26.3.1879 officieel in gebruik genomen. De plechtigheden gingen gepaard met rijkelijke feestmalen waarvan de menu’s als ’n soort anekdotische bijzonderheid de geschiedenis ingetreden zijn. Onze vroede vaderen konden een vijftiental gerechten verorberen, en niet zo maar de eerste de beste: oesters, rivierkreeft, tarbot, rundvlees, kalfsvlees, patrijzen, kip, reebok, zalm, ham, ganzelever en gebak, om van te schransen tot je barst.

Ethe

Laten wij, die het bij een sober maal houden, een poosje uitrusten bij de landelijke charme van het lieftallige stationnetje Bellefontaine (thans St-Vincent-Bellefontaine), dat eenzaam in het midden van de bossen verscholen ligt. We snuiven er genoeglijk de scherpe geur op van de grove dennen, de vredige stilte van de rustige kalkachtige hoogvlakten, die soms gestoord wordt door de brommende echo van een zware ertstrein welke de Chevratte opklimt. Laten wij, in gedachten, de goederentrein volgen die, getrokken door een zware „charbonnière” (hl type 25 Staat) de lange afdaling begint van La Hage (16 ‰) naar Meix-devant-Virton. De remmers zwoegen hard terwijl ze, van in hun remhuisie naar de „gefloten richtlijnen” van de machinist luisteren; de vonken spatten van de remblokhouders... Weldra stomen we door Houdrigny om langs een majestueuze zigzaglijn het grote station Virton-St-Mard te bereiken. Je aandacht zal worden getrokken door het indrukwekkende stationsgebouw dat opgericht werd in 1881, gelijkt op dat van Tamines (lijn 130) en herinnert aan de bloeiende periode toen er nog een belangrijk vormingsstation en een locomotievendepot waren... En terwijl je op de aansluiting naar Montmédy via Ecouviez en Lamorteau wacht, kun je je te goed doen aan een heerlijke forel, overgoten met een voortreffelijke cru van Torgny (het zuidelijkst gelegen dorp van België), de „Clos de la Zolette”. Wie bovendien niet gehaast is, kan een bezoek brengen aan Virton en zijn prachtig regionaal en oudheidkundig museum, dat rijke verzamelingen uit het Gallo-Romeins tijdperk bergt.

Bellefontaine

Uderzo en Goscinny hadden Vertunum kunnen uitkiezen als verblijfplaats van Asterix de Galliër... Indien Virton er prat op gaat een der zeldzame steden van heel de Gaumestreek te zijn, dan mogen we daarom toch niet haar „voorsteden” vergeten. De herinneringen aan de epische naijver liggen nog fris in het geheugen. Het stationnetje Virton-Ville heeft Virton-St-Mard niet onttroond. Ondanks bepaalde pretenties, zijn St-Mard, dat ruimschoots voorziet in de behoeften aan personeel van het spoor, en Ethe, met zijn twee stations, geduchte rivalen. Laten we Chenois-Latour niet vergeten dat - op het hoogtepunt van zijn glorie - vermaard was wegens zijn vormingsstation, zijn herstellingswerkplaats, zijn locomotievendepot en zijn woningcomplex voor spoormannen.

Lamorteau

Wanneer je dit paradijselijk hoekje zult verlaten met zijn verbazingwekkende fauna en flora - naar het schijnt hoort men er bijwijlen de krekel zingen ! -, moog je zelf kiezen hoe je weer naar huis wilt gaan. Naargelang de wisselvalligheden van de dienstregelingen, kun je de grote lijn opzoeken ofwel door de Vire stroomopwaarts te volgen over Ethe, Buzenol, Croix-Rouge, Ste-Marie en Marbehan, ofwel door de Ton opwaarts op te trekken via Ruette, Signeulx, Halanzy. Athus en Aarlen. Je hart, dat nieuwe krachten heeft opgedaan in de gezonde lucht van dit lieflijke land, zal nog eens even ineenkrimpen wanneer je, een laatste maal, die vrolijke dorpjes zult aanschouwen met hun rode daken die zich in het rosse schijnsel van de ondergaande zon koesteren, die grenswouden welke ruisen bij het smachtend gezang van de feeën die er rondspoken. En toch zul je er de ene of de andere dag weerkeren...


Bron: Het Spoor, september 1970